‘Werk nou mee, kom nu je tanden poetsen.’
Zijn zusje sputtert tegen bij het naar bed gaan. Snel doe ik tandpasta op haar borstel. Gelukkig geeft ze haar verzet even op.
‘Nee! Dat is mama’s tandpasta!’
Ik weet bijna zeker dat ik me echt niet vergist had, maar verbeter mijn fout.
Later breng ik hem naar bed.
‘Wat smaakt de tandpasta anders’, zegt hij.
Vreemd, hij herkent ieder afwijkende smaak.
‘Het is écht de goede’, antwoord ik.
Als hij is ingestopt, loop ik de kamer uit.
‘Heb je wat geks geproefd bij het tandenpoetsen?’ hoor ik zijn oudste broer -die onderweg naar bed is- aan hem vragen.
‘Ja, die smaakte heel gek.’
‘Ik heb ze omgewisseld. Ha, ha, 1 april.’
-
Twijfeltijden
-
In zijn hum
‘Hallo, kom je weer terug naar planeet aarde?’
Het is negen uur ’s avonds en ik kom de pomp voor de sondevoeding aansluiten. Hij is nog wakker, stuitert in zijn bed, maakt een geluid dat nog het meest op het loeien van een koe lijkt en zijn ogen loensen enorm. Wij noemen dat hummen.
‘Hallo, aarde hier.’
Zijn ogen trekken weer recht.
‘Had je nog zoveel om over na te denken?’
‘Ja papa. Wat gebeurt er als Dagobert Duck en Lucky Luke in één filmpje komen?’
‘Dat weet je zelf toch?’
Hij vraagt het de hele dag door.
‘Wat ga je straks doen?’
‘Slapen en niet hummen.’
‘Goedzo. Lekker slapen.’
Straks zal ik hem weer uit zijn hum moeten halen.
-
Probleemloos
Eén ochtend in de week gaat hij naar groep 6 van een ‘gewone’ school. Zijn vaste begeleidster helpt hem daar waar dat nodig is. Zo blijft hij een volwaardige klasgenoot.
Soms werkt hij op de gang, omdat de klas een toets moet maken waar hij niet aan deel kan nemen. Dan leidt zijn gedrag teveel af.
‘Wilt u op mijn verjaardagskaart schrijven, juf?’ zegt een meisje tegen zijn begeleidster.
‘Natuurlijk.’
‘Waarom zit hij eigenlijk in een rolstoel?’ vraagt het meisje.
‘Dat kan ik zelf wel uitleggen,’ zegt hij.
‘Ik ben zo geboren en daar hoef je geen medelijden mee te hebben hoor.’
‘Ja dat kan natuurlijk. Zo is iedereen verschillend,’ antwoordt het meisje.
En dan gaat ze huppelend naar de volgende leerkracht.
-
Opgeruimd
De vaatwasser is stuk, dus staan we weer met de hand af te wassen. Hij vindt het geweldig, want nu mag hij meehelpen met afdrogen. Het werkblad zet ik vast aan zijn rolstoel en ik geef hem een theedoek. Hij heeft zijn moeder al een paar keer geholpen en nu helpt hij mij.
Zoals dat bij het afwassen hoort zingen we liedjes. Het bestek gaat netjes in de la. De andere spullen mogen van mij op het aanrecht worden gezet.
‘Nee papa, alles moet op zijn plek,’ zegt hij onverbiddelijk.
‘Dat komt straks wel,’ antwoord ik.
‘Nee hoor, nu meteen.’
Zo duurt de afwas wel erg lang, maar mijn vriendin klaagt dit keer niet dat ik dingen verkeerd heb opgeruimd.
-
Hard gelach
‘Er loopt een kip tegen een lantaarnpaal. Tok!’
‘Wahaa!’
Vanuit zijn rolstoel luistert hij naar Opa die op luide toon voorleest uit een moppenboek. Hij heeft enorm veel lol om de grappen en raadsels. Het commentaar dat hij levert kan ik net niet horen, omdat ik in de keuken aan het opruimen ben.
Het heeft een vast ritme: opa vertelt, hij lacht, zegt wat en de rolstoel stuitert met zijn plezier mee.
‘Jantje zegt tegen Pietje: Je was vanmorgen op de radio. Hoezo? zegt Pietje. Er werd gemeld dat er file op de A1 was en daar stond jij in.’
Weer golft een lachsalvo door de kamer. Dan hoor ik wat hij steeds zegt:
‘Die snap ik ook niet. Volgende!’