‘Oohh, hier heb ik zo naar uitgekeken,’ verzucht hij terwijl hij ons busje wordt uitgereden.
Tenminste, dat bericht krijg ik van mijn vriendin via de mobiele telefoon. Zij laat me ook weten dat hij zich netjes aan het team mensen in de operatiekamer voorstelde voordat hij in slaap werd gebracht.
‘Dokter bedankt dat u ook hier bent,’ kreeg de revalidatiearts van zijn school te horen.
Er wordt, onder narcose, Botox in zijn hamstrings gespoten. Over twee weken worden zijn benen beurtelings gegipst, om de spieren op te rekken.
De berichtjes vliegen heen en weer over de telefoon.
Ik lig in een ander ziekenhuis op te knappen van een aanrijding.
Zijn moeder draagt gelukkig al jaren haar onzichtbare cape van supervrouw.
-
Onbreekbaar
-
Net als in de film
‘Goede reis!’ roepen we de visite na.
‘Rij voorzichtig!’ hoor ik van drie huizen verderop.
‘Hallo buurman, gefeliciteerd,’ zeg ik.
‘Dankjewel, kom nog even een biertje pakken.’
Waarom niet. Wij hadden ook een feestje, de kinderen liggen op bed en slapen als een roos.
‘Eerst de pomp aansluiten en dan komen we,’ besluit mijn vriendin.
Bij de buurman is het nog gezellig druk. Anderhalf uur is snel voorbij. Vlug ga ik naar huis, omdat de pomp wel klaar zal zijn.
Inderdaad.
‘Papa! Is daar iemand! Hallo!’
Hij is wakker geworden en totaal in paniek.
Meteen heb ik spijt van onze keuze.
Ook de nachten daarna blijft hij roepen, om – als ik binnenkom – te zeggen:
‘Ben ik echt niet Home Alone?’
-
Hobbelige weg
‘Hij stoort! Hij stoort!’
De auto rijdt over een hobbel en de CD-speler slaat over.
‘Nee hoor, hij stoort niet,’ zeg ik uit een soort Pavlov reactie.
Ik leg niet meer uit dat de muziek een sprongetje maakt, omdat we over een oneffenheid rijden. Nuchter reageren helpt vaak het beste.
‘Hij stoorde echt wel!’
Dit is een kantelmoment; toch uitleg geven om verdere paniek te voorkomen of nuchter blijven reageren met een kleine draai.
‘Hoor jij hem nog storen dan?’
‘Nee.’
‘Leuke muziek he?’
‘Gaat hij echt niet meer storen?’
‘Vast niet.’
Soms krijg ik ook weleens de vraag of zijn gedrag mij niet stoort.
‘Hij stoort niet,’ antwoord ik vanuit hetzelfde automatisme.
Ik ontwijk de meeste hobbels behendig.
-
Grens verleggen
‘Ik tel tot drie en dan hou je op met dat lawaai!’
Het hele gezin is moe en dat zal voor januari nog niet voorbij zijn.
‘Eén, twee …’
Nog net op tijd houdt zijn zusje van vijf jaar zich in, maar dit soort manieren van aanpakken werken zelden voor langere tijd. Binnen een minuut trekt ze weer van leer.
‘Nu is het genoeg!’ val ik feller uit dan bedoeld.
Hij schrikt er meer van dan degene voor wie de boodschap is bedoeld.
‘Sorry, het was niet voor jou bedoeld.’
Eigenlijk ben ik nooit boos op hem. Hij vernielt niets, heeft nooit laden leeggehaald of -zoals zijn broer ooit- een stapel CDs tussen de versterker en de CDspeler gepropt.
Jammer eigenlijk.
-
Inzicht
‘Kerstgedachten, Sinterklaasgedachten, wat een hoop gedachten hebben die feestdagen.’
Uit zijn kamer klinken zinnen die los van elkaar logisch klinken, maar bij elkaar vrij onsamenhangend lijken.
‘Speciaal Onderwijs. Heel speciaal. Onderwijs.’
Sommige woorden hoor je hem proeven.
Even is het stil.
‘Het paard van Sinterklaas heet Amerigo. Americola!’
Hij begint luid te lachen, wat overgaat in hummen en het geluid van een lichaam dat wild door het bed heen en weer rolt. Ik hoor zijn armen en benen tekeer gaan. Voordat zijn bed tegen de muur bonkt loop ik naar binnen. Zijn ogen loensen in een bijna onmogelijke stand en lijken zijn hoofd in te draaien.
Soms zou ik zijn ogen willen lenen om in zijn hoofd te kunnen kijken.