Bijna non-fictie


  • Zeldzame aandoening.

    “Ik wil nooit, nooit, nooit meer zwemmen.”, zegt hij en bij iedere ‘nooit’ gaat het volume omhoog.
    We zijn wel wat gewend, maar nooit meer willen zwemmen is een verrassing voor mij. Iedere week gaat hij met zijn vaste begeleidster naar het zwembad en dan hebben ze veel plezier.
    Mijn vriendin vertelt dat er bij het zwembad een man twee gehandicaptenparkeerplaatsen ingenomen had door onhandig inparkeren. De begeleidster vroeg vriendelijk aan de bestuurder of de auto verzet kon worden. Zij kreeg onverwacht verbaal keihard de wind van voren. Hij hoorde dat.
    “En nu wil ik nooit meer zwemmen!”
    Veel verder dan omkleden waren ze ook niet gekomen..
    Ik vervloek de automobilist hartgrondig. Gelukkig zijn mensen met dit stoornistype uiterst zeldzaam.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Tijdsbesef.

    We zitten te eten aan tafel en hij speelt met wat wij laten rondslingeren. Een digitaal reiswekkertje en een spuitje. Het spuitje gebruiken we om zijn sonde met water door te spoelen.
    “Komen jullie aan tafel.”, heb ik vlak daarvoor tegen de drie kinderen gezegd.
    “Wat eten we eigenlijk?”, vraagt hij.
    “We eten nasi.”, antwoord ik.
    Het ‘we’ is relatief, want hoewel hij aan tafel zit eet hij niet mee.
    “Met dit spuitje zuig ik de tijd uit dit wekkertje.”, zegt hij met grootse gebaren.
    Hij draait het spuitje in de lucht en ‘spuit’ het leeg.
    “Nu zijn we weer terug in het verleden.”
    Een grijns verschijnt op zijn gezicht.
    “Komen jullie aan tafel?”, zegt hij met een verdraaide stem.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • In de herhaling.

    “Ik heet Dagobert en eet alleen maar snert.”
    Hij zit in de ‘Dagobert Duck’ fase. Hij kiest voor langere tijd een onderwerp waar hij constant op terugkomt. Nu is ‘Lucky Luke’ ingewisseld voor de rijke eend.
    Bij alles komt Dagobert voorbij tot we het zat worden.
    “De Dagobertinator maakt alleen muntjes voor het geldpakhuis.”
    Hij barst in een keihard gelach uit.
    We besluiten dat Dagobert even een verboden onderwerp is. Geholpen door de televisie lijkt dit te helpen.
    Het is een serie over een dierentuin, we kennen de aflevering al. Kinderen stellen vragen aan medewerkers.
    “Wat ik wel eens zou willen vragen over de papagaai…” begint hij.
    “Nee maar, een ander onderwerp.”, denk ik.
    “… of ze ook Dagobert kunnen zeggen.”

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Doorkijkje.

    “Zet je beste beentje voor. Zing het laag en luid in koor.”
    We lopen in optocht door de gang van het ziekenhuis. Onze oudste zoon voorop. Hij is bijna drie jaar en liefhebber van de Disneyfilm Jungleboek. Als er mensen ons tegemoet lopen zwijgt hij, maar blijft doormarcheren. Ik voel me dan een beetje onhandig.
    “Compagnie rechtsaf!”, roept hij bij de afslag naar de intensive care.
    Zijn broertje ligt aan de meest geavanceerde apparatuur. De duimdikke en doorzichtige slangen zitten in de nek en pompen het gezuiverde bloed door het lijf.
    “Ik zie bloed!”, zegt hij wat paniekerig.
    “Ja, die gaan door de slangen.”, probeer ik uit te leggen.
    “Nee.”, antwoordt hij en wijst naar een korstje op zijn wang.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Binnenlopen.

    “Hallo.”, groet hij iedereen die te lang naar hem of zijn rolstoel kijkt.
    Hij wacht bij de accordeonist als ik een karretje pak.
    We gaan de winkel in.
    Meestal blijft hij bij het magazijn naast de flesseninname staan. Medewerkers lopen regelmatig heen en weer. Genoeg te zien.
    Als ik alles heb gaan we richting de kassa.
    Ik zet hem bij de uitgang naast de schuifdeuren. Ondertussen reken ik af.
    Buiten staan de kinderen die wachten op mensen die spaarkaarten of -poppetjes weggeven. Zij mogen niet binnenkomen.
    “Kijk eens jongetje voor jou.”, hoor ik iemand zeggen.
    Ik zie dat meer mensen hem wat gegeven hebben. Hij zegt netjes dankjewel.
    Het is oneerlijke concurentie. Ik zeg maar niet dat hij niets spaart.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie