Bijna non-fictie


  • Uit het hoofd.

    ‘Hee papa, kijk eens wat ik voor je heb!’
    Uitgelaten komt hij naar me toe. Hij duwt me een papier in handen met daarop een uitgeprint verhaal.
    ‘Ik heb het zelf getypt!’
    Het thema op school is Helden. Het verhaal is bijna een gedicht.

    ‘Mijn held is papa.
    Heeft me van Bob verlost.
    Hij heeft dat in mijn kamer gedaan.
    Hij heeft dat gisteren gedaan.
    Ik had over Bob gedroomd.
    Papa had het opgelost door te zorgen dat Bob
    helemaal uit het hoofd ging.’

    Een vader die als een held wordt gezien. Een groter compliment kan je je eigenlijk niet wensen.
    En toch maak ik mijn heldenrol niet waar. Bob de Bouwer woelt blijkbaar nog steeds rond in zijn gedachten.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Kappen

    ‘Wil hij misschien een snoepje?’
    Tegenwoordig volstaat een krachtig:
    ‘Nee, dank je wel.’
    In het begin voelde ik me verplicht om steeds uitleg te geven, maar daar ben ik mee gestopt. In de winkel zien ze vooral de vrolijke jongen in de rolstoel. Paniekmomenten zijn voor thuis bij storende televisiebeelden en als er te lang naar een boekje gezocht moet worden.
    We zitten bij de kapper. Mijn haar wordt geknipt en hij kijkt toe.
    ‘Mag ik een boekje van Bob de Bouwer?’
    ‘Donald Duckjes zijn hier wel, maar Bob niet.’
    Ik probeer een mogelijk probleem te voorkomen.
    De kapster beaamt het. Gelukkig.
    ‘Volgens mij hebben we nog wel een Bob boekje hoor’, zegt een andere kapster.
    ‘Ik zal even zoeken.’

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Emotie verwoorden

    “De televisie moet uit het raam en alle DVDtjes moeten worden verbrand!”
    Hij ligt in bed en is al bijna een uur aan het tieren.
    “Ik wou dat de televisie helemaal nooit was uitgevonden!”
    Op hem inpraten helpt niet. Afleiden met grapjes ook niet. We moeten er samen doorheen. Een DVD die we niet snel genoeg konden vinden is de oorzaak. Én dat ik uit mijn slof schoot, omdat hij bij de zoektocht bleef schreeuwen.
    Eindelijk valt hij in slaap. Tot het vijf uur ’s ochtends is.
    “We moeten de televisie verkopen!”
    Ik spring uit mijn bed.
    “Ja, aan oom Dagobert en het geld stoppen we in een mini geldpakhuisje” , zeg ik.
    Hij kijkt me aan en begint luid te lachen.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Eigenwijs mannetje.

    “Mag ik het lijstje zien?”, vraagt hij in de winkel.
    Het is één van de vaste rituelen tijdens het boodschappen doen. Vandaag moeten we veel inkopen doen, want morgen is het Pasen. Dit keer is zijn zusje van drie mee. Zij zit in de winkelwagen en is ongedurig.
    “Goed, we kijken hem even snel door”, zeg ik.
    Mijn dochtertje maant op haar eigen manier aan tot spoed. Na het oplezen gaan we snel verder. Vanwege de haast duw ik zijn rolstoel en trek tegelijk het goed gevulde wagentje.
    Na het afrekenen loop ik op dezelfde manier naar de auto.
    Dat kost me moeite.
    “Kan ik u helpen?”, vragen verschillende mensen.
    “Nee hoor, het lukt me best”, antwoord ik steeds weer.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Publiek.

    “Ik heb gewonnen!”, schalt het over de camping.
    Hij zit voor de tent een boekje te lezen in de zon.
    Een aantal jongens rijdt een wedstrijd van steeds één rondje.
    “Alweer gewonnen!”
    Inderdaad is het weer dezelfde stem die ik hoor.
    “Zeg, je mag wel doorrijden hoor jongetje.”, zegt hij.
    Als ik door het raampje kijk zie ik hoe hij vanuit zijn rolstoel met brede armgebaren een soort verkeersaanwijzingen geeft. Een fiets rijdt weg.
    “Ik zei net ook al dat je door mocht rijden.”, hoor ik even later.
    Als ik naar buiten loop zie ik één van de jongetjes met open mond staren.
    “Ja papa. Dat jongetje denkt ‘Hee een jongen in een rolstoel’. Alsof dát nou zo bijzonder is.”

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie