Bijna non-fictie


  • Beeldig

    ‘Grrm. Ha! Ook na duizend keer werd hij er afgeschobbejakt.’
    ‘En daar werd de zingende draad en de katapult uitgevonden.’
    Hij leest luidop pratend een stripboek.
    ‘Steek je handen omhoog cowboy! En hij hield zijn handen héél lang omhoog.’
    Op zich kan hij redelijk lezen. Eenvoudige zinnen reproduceert hij met gemak. Als de televisie aanstaat lukt het hem flarden van ondertitelde programma’s te lezen. Maar lezen is iets voor op school en niet thuis.
    Stripboeken zijn geen gewone boeken, daar krijgt hij nooit genoeg van. Soms lezen we ze voor. Meestal leest hij ze zelf.
    Hij stoort zich niet aan verhaalopbouw en logische lijnen. Hij ziet honderd verhalen in één boek. Voor hem is ieder plaatje een verhaal op zich.

    Bijsluiter bijna-non fictie


  • Droog

    ‘We hebben wel een ander merk. De verzekering vergoedt uw merk niet meer.’
    We gaan over een paar dagen op vakantie. Alles moet in het groot besteld worden. Ook de luiers.
    ‘Doe er maar 120.’
    Eenmaal opgehaald blijken de nieuwe luiers te groot zijn. Na een telefoontje gaan we bij de apotheek langs. De deur van het spreekkamertje kan niet dicht, omdat de rolstoel dat verhindert. Op het tafeltje liggen allerlei soorten luiers. Geen enkele is geschikt.
    ‘Over het oude merk waren we erg tevreden’, zeg ik.
    Gelukkig denkt de assistente actief mee en komt met een passende oplossing.
    Bij het vertrek zegt hij vanuit zijn rolstoel -met zijn ogen net iets te opzichtig op de wachtenden-
    ‘Wat een geluier!’

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • De tijd vliegt

    ‘Ik ga niet trakteren!’
    Sinds het trakteericoontje op zijn kalender staat, begint de dag met deze zin. Hij is in de vakantie jarig, daarom mag hij vandaag al de klassen rond.
    ‘Gooi die schaal maar in de prullenbak!!’
    Op school weten ze ook hoe hij er over denkt. Het blijft altijd lastig inschatten of we nu door moeten zetten of niet.
    ‘We geven het gewoon mee en dan mag je op school ook nog nee zeggen.’
    ‘Nee, nee! Ik wil het niet!’
    ’s Middags komt hij met een grote lach terug. In het heen en weer schrift staat dat hij het fantastisch heeft gevonden. Gelukkig hebben we volgehouden.
    Komend schooljaar gaan ze met de klas vliegen. Een heel nieuwe overweging.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Kopzorgen

    Terwijl ik in de keuken aan het opruimen ben hoor ik hem vallen. Hij zat op zijn knieën televisie te kijken. Daarnet was hij nog één brok letterlijk stuiterend kijkplezier. Nu is het stil. Te stil.
    ‘Gaat het wel?’, vraag ik hem.
    Hij ligt roerloos met een van pijn vertrokken gezicht op de grond.
    ‘Jawel hoor’, zegt hij na een poosje.
    Ik inspecteer hem snel, maar zie verder niets. Zelf geeft hij geen bijzonderheden aan.
    ‘Mag ik in mijn rolstoel?’
    Het televisiekijken wordt nu zittend voortgezet. Ik ga weer aan de slag.
    Na een poosje vraag ik: ‘Hoe is het nu?’
    ‘O’ , antwoordt hij, ‘het bloeden is nu gelukkig wel gestopt.’
    En inderdaad in zijn haar zie ik het gestolde bloed.

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie


  • Kunst zinnig

    ‘Kom we gaan!’
    Ik heb onze vaste oppas gevraagd of zij onze jongste achterop de fiets wil nemen. Zelf bestuur ik de rolstoelbakfiets. We gaan op weg naar een markt waar mijn vriendin haar zelfgemaakte sieraden heeft uitgestald.
    ‘En hierna gaan we naar het handbal, toch?’, vraagt hij om bevestiging.
    Inderdaad, eerst naar de markt en daarna naar het toernooi waar zijn broer speelt.
    De kramen vindt hij maar matig interessant. Het fietsen is veel leuker.
    Bij het handbalveld kan hij uit zijn rolstoel en op het gras. Het is lekker weer.
    ‘Wat is dit voor een gek gras?’, vraagt hij.
    ‘Kunstgras.’
    Zijn ogen verraden een vrolijke gedachte.
    ‘O’, zegt hij, ‘die is zeker ook eerst langs de kunstmarkt geweest.’

    ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie