Gedichten


  • Opstand

    Ik zoek hem bij de doden
    en hoop op troost, een
    zachte hand die oorlog
    weg kan strijken,
    maar bij al die doden
    lijkt hij niet.

    Ik zoek hem bij het leven
    en hoop te proosten
    op witte duif en havik,
    die toch mensen blijken,
    maar in mijn leven
    lijkt hij niet.

    In de tuinen van de buren:
    lachende kinderen eierzoekend
    en vanavond gourmet of barbecue.

    Vandaag lukt het waarlijk
    weer niet op te staan
    tegen alle onrecht.

    Paasmorgen.

    Ik maak me zorgen.


  • Teruggaan

    (voor Marlies S.)

    Hooggevoelig zei je zacht
    het kind dat jij beschermde brak
    door de rimpels van je lach
    vuurde twinkel in je ogen
    zocht onbekommerd woorden
    die jij tot diepe dichten vormde

    Aan zoveel zinnen gaf jij toe
    bundels zwaaiend tonend hoe
    een flamboyant bestaan nog rijker
    zwierde hoe je liep en sprak
    hoe de kleding naar jou kleurde
    een kwetsbaar schild zo tedersterk

    Toen wij elkaar nog één keer troffen
    je hardop naar mijn naam bleef
    zoeken leek je in dat kind
    weer teruggekeerd daar waar
    je nu zelfs niet meer bent
    te vinden


  • SEH

    dit bed gevuld met hoop staat
    opgesteld in kale kamer waar
    felle lichten nauwelijks schaduw

    geen gloren, stond of schemering

    de monitor staat klaar
    en toont in kleuren lijnen
    van niet aangesloten meters

    die uitgestrekt en vlak
    een toekomst van mijn
    angstbeeld tonen

    Seismisch gebied

    zijn buik is een landkaart
    van valleien en kraters
    verhalen vol snijden
    en hechten en helen
    en wachten en wachten

    zijn mond spreekt verwachting
    in woorden vol grappen
    verhullen de waarheid
    want pijn krijgt geen zinnen
    en wachten en wachten

    zijn vel toont zich rustig
    maar het woelen daaronder
    lava in stromen en stollen
    laat zich in banen niet leiden
    en wachten en wachten

    zijn slapen onstuimig
    zijn dagen onrustig
    het infuus drupt en drupt
    op gloeiende plaatsen
    een dokter begroet ons
    en wachten en wachten

    Bezoeking

    De gang klinkt als een winkelstraat,
    waar mensen lachen en begroeten
    alsof ze kennissen ontmoeten,
    voordat men luid een deur dicht slaat

    Hoewel het op die deur toch staat,
    dat bloemen hier niet welkom zijn,
    gonst het Nederlands refrein:
    Zelf bepaal ik hoe het gaat.

    Zo kijk ik door de smalle ruiten
    vanuit de kamer, stil naar buiten,
    hoor het leven op de gang.

    Ik draai mijn blik en zie hem slapen.
    Probeer mijn moed bijeen te rapen
    en houd me voor: Ik ben niet bang.

    Hoop

    jouw zieke buik met slangenkuil
    waar bek aan staart en
    staart in bek steeds verder
    doorgang weggebeten lijkt

    waar zomaar winterslaap
    zich in elk seizoen kan vormen
    of juist een wild krioelen leven
    naar een doodse stilte leidt

    waar gif zich mengt met
    levenslust en waar mijn billen
    samenknijpen maar de jouwe
    juist weer uitgang bieden

    grijp ik terug naar flauwe grappen
    als bange poeperd naast jouw bed
    ik hoopvol jij hoopgevend
    juich ik hier voor elke scheet

    Moed

    ik ken de kamers de gesprekken
    infusen slangen en alarmen
    ik lees de schermen en hun lijnen
    met gemak herken de geuren

    de termen ken ik zelfs de blikken
    van de artsen die het onraad
    niet verraden willen de stappen
    die ingehouden iets te snel

    ik ken jouw ogen om te lezen
    hoe je lichaam in beweging spreekt
    of steeds de juiste woorden zwijgend
    de halen van je adem ken ik ook

    maar bij thuiskomst waar jij
    vrolijk lachend leven gevend
    ben ik even in verwarring

    waar mijn angsten zijn gebleven


  • Bedraden

    de vloer ligt breder uitgespreid
    dan zij hier lag en de bureaus
    verhullen geen afwezigheid

    terwijl haar geboortedag verglijdt
    steek ik de kaarsjes aan die
    ze nooit meer uit zal blazen

    straks sluit ik de deur en
    zal hier niet meer komen
    toch laat ik haar niet achter

    want we kruipen naar
    een volgend jaar en spinnen
    herinnerend de draden

    van een cocon waarin zij
    veilig wachten kan om
    steeds weer uit te vliegen

    (In memoriam I. van G.)


  • Toekomen

    twee bomen in het weiland
    waar najaar het laatste
    blad heeft afgeworpen

    de kruinen naakt
    en zonder schaamte
    elkaars takken zachtjes tikkend

    een warme streling voel ik
    in de kou en in dit lege veld
    zo dicht op afstand nabij

    soms zit liefde niet
    in een stille tred maar
    in het uitreikend neigen
    naar elkaar

    Twee bomen in een weiland
    Foto van Remko Schotsman (It takes two to tango.)