Binnenlopen

Altijd naar rechts, dan kom je er vanzelf uit. Misschien niet de kortste weg, maar wel de meest zekere.
Het lijkt of ik de woorden hoor, alsof papa ze zegt. Ik ben hier niet voor het eerst, maar dit keer is papa er niet bij.
Langzaam
tel ik tot dertig.
Veertien,
vijftien, zestien

‘Vandaag gaan we er weer eens uit. Gezellig met zijn tweeën. Jij en ik, naar het Labyrint.’
Mama
heeft dikke ogen. Haar broek zakt de laatste tijd steeds af. Papa woont sinds een paar weken bij Sylvia. Als ik de naam Sylvia noem, begint mama te huilen. Sylvia komt niet meer bij ons. Mama kent haar van vroeger. Er fotoboeken bij het oud papier. Voorop stonden woorden geschreven, zoals: Luxemburg met Syl en Syl en ik naar Parijs. Onder de foto’s stonden dingen als: Ik dronken, maar Syl kon het fototoestel nog wel stilhouden; Twee sexy meiden en de leuke jongens; Vriendinnen voor het leven.
Woorden waarvan de puntjes op de i in hartjes geschreven zijn. De meiden in mijn klas schrijven ook zo. Sylvia en mama zaten bij elkaar in de klas. In het begin zaten ze naast elkaar, maar ze giebelden teveel. Aan het eind van het derde jaar van de grote school moest Sylvia rechts achterin zitten en mama linksvoor. Als mama achterom keek zag ze Sylvia en schoten ze weer in de lach. Ze hebben het verhaal vaak verteld. Ook hoe mama papa ontmoette. Hij struikelde over de schoen van Sylvia en viel -zoals ze het zelf zeiden- meteen als een blok voor mama.
‘Ik
liet hem expres vallen hoor,’ giechelde Sylvia.

‘Thomas, schiet je op? We gaan naar huis!’
Mama
schreeuwt. De hagen om me heen bieden beschutting. Ik schaam me voor haar schelle stem. Niemand kan me zien en toch voel ik hoe ik begin te blozen.
Eenentwintig,
tweeëntwintig

Mama heeft veel geschreeuwd. Tegen papa en tegen Sylvia. Ik stond erbij toen ze haar trouwring naar zijn hoofd gooide. Drie grote mensen die huilden. Ik niet. Ik sloop naar mijn kamer en zette het geluid van de televisie zo hard mogelijk. Daarna viel ik in slaap. Toen ik wakker werd, stond de televisie uit en lag ik in mijn pyjama.
Papa
heeft nog een keer gebeld.
‘We
kunnen elkaar een poosje niet zien jochie. Maar het komt goed hoor. Mama en ik moeten even afstand van elkaar nemen.’
‘Oké,’
was het enige wat ik kon zeggen.
Ik
dacht lang na over wat hij gezegd had. We wonen twee straten van elkaar.

‘Thomas, kom je! Het is al laat. Je zit er al meer dan een uur in.’
Met
papa deed ik altijd een wedstrijdje: Wie van ons kan zo snel mogelijk de uitgang vinden. Mijn record staat op twintig minuten. Papa deed er vierentwintig minuten over.
‘En
drieëntwintig seconden,’ zei hij zelf.
Mama
durft niet eens naar binnen te gaan.
Het
is rustig in het doolhof. Ik ben nog niemand tegengekomen. Het is warm en de bladeren ruiken lekker. Ze ritselen langs mijn hand. De gangen zijn zo nauw dat ik steeds in de schaduw loop. Eerst wilde ik wegkruipen, maar nu wil ik lopen. Blijven lopen.
Altijd
naar rechts, zei papa. Hij had gelijk. Bij een doodlopende gang omkeren en dan weer de eerste afslag rechts. Zo kom je bij de uitgang.
Zesentwintig,
zevenentwintig
‘Thomas! Kom op! Zeg eens wat.’
‘Jaha,
ik kom zo snel mogelijk!’
Negenentwintig,
dertig.
Vanaf nu alle afslagen naar links.
Eén,
twee, drie
Na de volgende dertig tellen weer naar rechts en zo blijven afwisselen.
‘Thomas!’
‘Ja
ma, ik kom!’
Zes,
zeven
Ik blijf nog even.
Acht,
negen, tien
Wie kan mij nog zien?


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Eén reactie op “Binnenlopen”

  1. Harrij Smit avatar

    Wat een mooi onder woorden gebracht drama voor een kind… !

Laat een antwoord achter aan Harrij Smit Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *