Soms blijf je schaven aan een gedicht, ookal is het een niemandalletje. Dat leidde tot versie II. Na versie II komt de oorspronkelijke versie.
de dag dat ik dichter wilde worden (II)
al uren dat ik voor de spiegel stond
-ik liet gedichten aan de schrijver horen-
daar trad opeens mijn evenbeeld naar voren
zacht sprekend met een spiegelende mond:
’ach wend je blik eens af en kijk nu rond
verlaat je hoofd gevoel mag jou gaan storen’
gesproken klanken geselden mijn oren
de waarheid raakte telkens weer mijn wond
dit wíl ik niet dus ik besluit te vluchten
gehoon van een reflectie is mijn deel
de trap af om mijn hart nu snel te luchten
hier bij mijn lief waar ik een kusje steel
zij onderbreekt dan plots mijn zware zuchten:
’Lief schatje zeg eens drink jij niet teveel?’
de dag dat ik dichter wilde worden (I)
toen ik uren voor de spiegel stond
trad mijn evenbeeld opeens naar voor
ik schrok en had toch eigenlijk niet door
dat ík hier sprak met spiegelende mond
‘wend je blik eens af en kijk nu rond
verlaat je hoofd en geef je hart gehoor’
gesproken klanken geselden mijn oor
de waarheid raakte telkens weer mijn wond
terwijl ik wegvlucht en de trap afdaal
valt er mij een scheldpartij ten deel
ik moet dit kwijt vertellen allemaal
en zie mijn lief waar ik een kusje steel
slechts net begonnen stopt ze mijn verhaal
‘ach schatje zeg eens drink jij niet teveel?’