‘Zelfs atheïsten vragen zich vertwijfeld af of het bestaan van de duivel, het bestaan van God rechtvaardigt. En jij bent die duivel,’ beet mijn eerste vrouw me toe, toen ze mij voorgoed verliet.
Drie vrouwen, drie huwelijken, geen enkele hield stand en altijd bleek het aan mij te liggen. Voor mij hoeft het niet meer. Ik scharrel her en der wat rond en vermaak me prima. De rust van het bos en het gezelschap van een goede fles wijn, helpen mij de dagen door.
Vandaag is een mooie dag. Een paar uur schrijven, zittend op een boomstam, het glas bij de hand. Nu de zon zijn licht begint te temperen en de bodem van de fles bereikt is, is het tijd om naar huis te gaan. Met de auto. Nauwelijks aangeschoten. Mijn lichaam heeft zich ingesteld op de hoeveelheid alcohol die ik dagelijks naar binnen spoel.
De weg terug leidt langs een feestlocatie Voor al uw feesten en partijen. Er is een bruiloftsfeest aan de gang. Gratis drank en eten. Ik parkeer de auto, stap uit en loop naar binnen.
‘Hallo,’ word ik begroet, ‘ben jij er één van Roel of Chantal.’
‘Roel,’ lieg ik.
‘Dat dacht ik al. Champagne?’
‘Graag.’
Ik houd niet van Champagne, maar het is mijn entreebewijs. Ik baan me een weg naar de bar, hef mijn glas naar wildvreemden, die ervan overtuigd zijn dat ik bij de andere helft van het echtpaar behoor, dan waar zij toe behoren. Bij mijn doel aangekomen, hijs ik me op een kruk, plaats mijn glas op de toog en schuif het van me af. De plekken naast me zijn leeg.
‘Merlootje graag.’
‘Komt eraan.’
Ik heb zicht op de dansvloer. Het echtpaar wordt omcirkeld door een net niet in de maat deinende groep genodigden.
‘Bierrrrr!!!’ bralt de bruidegom plots en wankelt mijn kant op.
‘Hee Roel man,’ begroet ik hem, ‘ik zou het niet doen.’
Roel kijkt me niet begrijpend aan.
‘Ben jij d’r eentje van Chantal?’ vraagt hij.
‘Maak niet uit. Je kunt er nu nog onderuit.’
‘Waaronder.’
‘Weet je, nu lijkt het nog leuk. De maanden hiervoor waren ook nog aangenaam. Vanavond lukt het je al amper om hem omhoog te krijgen en daarna zit je onder de plak.’
‘Vertel,’ lacht Roel wat onhandig.
Meer heb ik niet nodig. Roel kruipt op de kruk naast me, zet een elleboog op de bar en luistert. Hij raakt al snel in de ban van mijn verhaal. Na een klein kwartier wordt Roel pas gemist.
‘Roeltje!’ wordt er gescandeerd vanaf de dansvloer.
‘Wacht even!’ roept hij terug en vervolgt richting mij: ‘Kom laten we naar buiten gaan.’
Samen lopen we naar de deur, negeren de schouderklopjes, de complimenten voor het feest, de vragen naar wie ik ben. Eenmaal buiten lopen we door naar mijn auto, stappen in en start ik de auto.
‘Naar de stad,’ zegt Roel.
Terwijl ik zo recht mogelijk weg probeer te rijden, maak ik vanuit de verte kennis met het imposante stemgeluid van Chantal:
‘Roel! Terugkomen!’