Uncategorized


  • Met de roe

    Dit jaar zal ik voor de tweeëntwintigste of misschien zelfs de drieëntwintigste keer Zwarte Piet spelen.
    Eerlijk gezegd, ben ik de tel kwijtgeraakt. Inmiddels mag ik de laatste jaren de rol van Pedro, de Hoofdpiet op me nemen.
    Samen met drie andere Zwarte Pieten en niet te vergeten Sinterklaas spelen we een toneelstuk voor een paar honderd kinderen volgens een vast patroon. Sinterklaas en zijn gevolg worden met luid gezongen liedjes, tekeningen, voorzichtige handjes en heel veel pepernoten binnen gehaald. De Sint neemt het woord en laat weten hoe blij hij weer is om in Nederland te zijn. Maar o jee, het was dit jaar bijna mis gegaan. Kijken jullie mee? Sinterklaas gaat dan over het algemeen het podium af en de Pieten laten zien wat er mis was gegaan. Gelukkig komt het altijd goed. Daarna worden de cadeautjes uitgedeeld.

    Op mijn eigen lagere school zat Sinterklaas in de aula op een podium. De Zwarte Pieten waren gitzwart geschminkt, dreigden met hun roe en hun jute zakken en spraken heel krom Nederlands. Bovendien begrepen ze echt helemaal niets.
    Wee de kinderen die bij Sinterklaas op schoot moesten komen. Over het algemeen waren dat de kinderen, die een kleine pedagogische aanwijzing nodig hadden. De juf of meester had dat opgeschreven en in het tot Grote Boek omgetoverde telefoonboek gestopt. Natuurlijk wist ik toen nog niet dat het eigenlijk een kunstig gekaft telefoonboek was. Een naslagwerk dat tegenwoordig niet meer in papieren vorm lijkt te bestaan.

    Thuis werd het dunnetjes en toch wat vriendelijker overgedaan, met gewenste en minder gewenste cadeautjes en met rijmpjes met steken onder water en stichtelijke aanwijzingen. Soms kwamen er Zwarte Pieten langs en één of twee keer kan ik me herinneren dat Sinterklaas zelf langskwam met geleende schoenen van een bekende.
    Ik weet niet meer wanneer het tot me doordrong dat Sinterklaas helemaal niet bestaat. Wel weet ik dat sommige klasgenootjes hun geloof langer vasthielden dan ik. Een aantal voelde zich na het ontdekken van de waarheid bedrogen, een aantal had het idee nu bij de Grote Mensen te horen en een aantal maakte het geen barst uit.

    Met mijn eigen kinderen heb ik ook wel eens het ongemakkelijke gevoel gehad dat ik ze min of meer voorloog over verzonnen figuren. Gelukkig vroegen ze nooit rechtstreeks of de Goedheiligman echt bestaat.

    Ondanks alles vier ik Sinterklaas graag. Een moment om samen te zijn, cadeautjes te delen en vooral om van elkaar te genieten.
    Ook als ik straks als Pedro weer op mag draven zal ik genieten. Niet als Piet met een roe en een zak om kinderen mee naar Spanje te nemen. Daar hebben we allang afscheid van genomen. De Sint roept ook allang geen kinderen meer naar voren om ze stichtelijk toe te spreken. We vieren samen feest.
    Eén van mijn collega Zwarte Pieten draagt al jaren geen muts, maar heeft vrolijke strikjes in het (gepruikte) haar. Deze Piet is het meest populair. Oorbellen hadden we in de beginjaren in, maar die vielen steeds uit. We spreken normaal Nederlands en onze ’toneelproblemen’ ontstaan door misverstanden en normaal menselijke eigenschappen als het beter willen doen, jaloezie en het zien van beren op de weg.

    Het is een feest dat steeds evolueert. Aanpassingen worden doorgevoerd, die passen bij de tijd. Zullen er echt nog mensen terugverlangen naar de roe?

    Dit jaar ga ik weer als Zwarte Piet, als Pedro hoop ik. Dat hangt van het script af. We gaan een groot feest bouwen. Wie weet past er dit jaar al een blauwe Piet in, een roet beveegde Piet of een Piet in het pak van de zakenman. Waarschijnlijk niet dit jaar, dan een andere keer. Voor het feest zal het niet uitmaken. De kinderen zullen samen met ons zingen, dansen en hun pakjes uitpakken. Af en toe zullen we de ouders moeten vragen om niet dwars door het stuk heen te blijven roezemoesen. Grote mensen weten namelijk vaak goed hoe een kinderfeest te verstoren.

    Ondanks alles ís het een kinderfeest. Een kinderfeest in beweging. Zoals het al jaren in beweging is. Een feest dat openstaat om steeds weer een nieuwe inkleuring te krijgen, die past bij de tijd.
    Ik heb er nu al weer zin in.


  • Blog bij Lotje & co

    Gisteren schoof ik schrijvend aan de keukentafel van Lotje & co.

    Lees hier mijn bijdrage: Not alone


  • Blog bij Lotje en Co

    Vandaag is een blog op de website van het tijdschrift Lotje en Co geplaatst:

    Vele wegen leiden naar Rome.

    Een bijna non-fictie in meer dan 120 woorden.


  • Terug naar het gewone leven.

    Onze oudste zoon is inmiddels dertien jaar oud. In december 2000 werd ik daardoor voor het eerst vader en vanaf dat moment merkte ik dat mijn kijk op het leven veranderde. Zijn geboorte maakte me bewust van de verantwoordelijkheden die ik naar hem voel. Onze zoon, mijn kind, is een bijzondere jongen vanaf dag één van zijn bestaan. In zijn ontwikkeling en zijn gezondheid waren er geen grote obstakels, hij groeit op als ieder ander. En net als iedere ouder dat zal hebben zit hij diep in mijn hart, geniet ik van zijn aanwezigheid en ben ik ook wel eens ongerust over hem. En ja, soms haalt hij het bloed onder mijn nagels vandaan.

    Ons middelste kind, ook een zoon, is in die zin niet anders. Hij is nu tien jaar oud. Ja, zijn geboorte verliep beroerd. Hij heeft veel zorg en aandacht nodig. Afhankelijk van een rolstoel, sondevoeding, een verstandelijke beperking en een diagnose klassiek autisme. Maar ook: vrolijk, praatgraag (al is het in constante herhalingen), humorvol en soms zeer irritant.

    Kind nummer drie is een nakomende dochter. Zij is vijf jaar. Ook voor haar geldt hetzelfde als haar broers. Een weer compleet ander kind, maar net zo mooi en speciaal als de andere twee.

    Over onze jongste zoon, ons middelste kind dus, schrijf ik verhaaltjes van precies 120 woorden. Zijn situatie wijkt af van het ‘normale’. Dat observeer ik, dat raakt me, dat deel ik, maar dat maakt hem zelf niet specialer, beter of meer bijzonder dan zijn broer of zus.
    Binnen de verschillende social media komt ik regelmatig bijzondere uitspraken tegen, meestal in het Engels en meestal voorzien van een wat zoet plaatje. Vandaag merkte ik dat één zo’n ‘spreuk’, met bijpassend plaatje, mij stoorde.

    De tekst is: Parents who have children with special needs never fail to appreciate what they already have.

    De positie van mensen met een beperking -en hun familie- is lange tijd niet benijdenswaardig geweest en nog steeds kan de zorg op veel fronten stukken beter. Ook aan de vooroordelen en de wat angstige houding richting deze doelgroep kan veel verbeterd worden.

    Maar nu mijn moeite.
    Ouders van kinderen met een beperking, zijn vooraleerst ouders. Ouders zoals ‘reguliere’ kinderen die ook hebben. Leuke ouders, fijne ouders, stomme ouders en zelfs slechte ouders. Natuurlijk zullen ouders van kinderen met een beperking waarderen wat ze al hebben, maar dat doen bijna alle ouders. De ‘speciale behoefte’ is hier zeker geen voorwaarde voor. Door de geboorte van ons tweede kind veranderde dit voor mij althans niet, dat gevoel had ik al bij ons oudste kind. De Engelse zin voelt voor mij bijna als het achterstellen van mijn ‘gezonde’ kinderen.

    Daarmee kom ik op het tweede punt waar ik moeite mee heb. Kinderen met een beperking worden in mijn ogen op een misplaatst voetstuk gezet. Door hun beperking(en) zou hun leven meer heroisch zijn. Ze moeten immers -lijkt de gedachtengang- harder strijden om het leven levenswaardig te maken. De hardwerkende ouders pakken een glimp van de heroïek mee. Daarmee zijn zij een voorbeeld voor de anderen, de niet beperkten. Verwoord dat in een mooie pakkende zin en onze gevoelige snaar wordt al snel geraakt. In onze hang naar zingeving, wordt er tegenwoordig ook over Nieuwetijdskinderen of Indigokinderen gesproken. Hun anders zijn moet ons leiden naar nieuwe inzichten.

    Naar mijn idee slaan we daarmee door naar de andere kant. Worden mensen met een beperking eindelijk meer en meer beoordeeld op hun mogelijkheden rekening houdend met hun onmogelijkheden, net als dat ook bij mij wordt gedaan in mijn gewone leven (want ja, ook ik kan niet alles even goed), nu moeten we ze op een voetstuk hijsen.

    Volgens mij is het simpeler: Het is zoals het is en bij ieder kind halen we het onderste uit de kan. De lat niet te hoog leggen en zeker niet te laag. Mogelijkheden zoeken en benutten. Iedere weldenkende ouder zal dat doen. Voor ouders met een kind met een beperking is dat harder aanpoten. Dat is vervelend, dat is zwaar soms, maar ook dat is zoals het is. Dat maakt mij geen betere ouder en mijn ‘beperkte’ kind geen beter mens.

    Ik heb drie fantastische kinderen -en vlak hun supermoeder niet uit- die alledrie evenveel voor mij betekenen. Ieder van hen heeft zijn specialiteiten en zijn nukken. Ons middelste kind is extra bijzonder. Extra bijzonder, omdat zijn leefsituatie meer afwijkt van het gewone leven van een doorsnee kind. Maar hij is verder als persoon niet beter of meer speciaal, want dan zou ik uitgaan van zijn beperkingen en niet van hemzelf. Eerst het kind en dan de beperking.

    Om Soul II Soul aan te halen: Back to life, back to reality, back to the here and now.

    image


  • ‘Bijsluiter’ Bijna non-fictie

    Om de verhalen uit de categorie Bijna non-fictie met de juiste achtergrondinformatie te lezen, hierbij een korte ‘bijsluiter’:

    Het middelste kind binnen het gezin van Hadeke is een bijzondere jongen. Als gevolg van complicaties tijdens de zwangerschap -die zijn start na de geboorte in augustus 2003 moeilijk maakte- kampt hij met enkele beperkingen.
    De verhalen van precies 120 woorden beschrijven de relatie van een vader met deze zoon.

    Na een opname op de IC in de zomer van 2023, besloot Hadeke de norm van 120 woorden verhalen los te laten.

    De categorie heet Bijna non-fictie, omdat de verhalen soms onwerkelijk waar zijn.