Zaterdag 15 maart 2025 zal ik tussen 14 en 16 uur mijn roman signeren bij boekhandel Riemer in Amersfoort.
Riemer plaatste het boek ook als tip op hun website: https://boekhandelriemer.nl/eiland/9789493343436/

Zaterdag 15 maart 2025 zal ik tussen 14 en 16 uur mijn roman signeren bij boekhandel Riemer in Amersfoort.
Riemer plaatste het boek ook als tip op hun website: https://boekhandelriemer.nl/eiland/9789493343436/

(Let op: Dit verhaal bevat erotische elementen, ouderlijk toezicht is gewenst. Het is ook als audiofragment te beluisteren:
Opkomst.)
Mijn geslacht is dood, zo dood als een pier. Gelukkig maar, anders lag ik hier niet.
De dokter denkt dat het in mijn hoofd zit. Het meetinstrument dat ik een nacht lang als een soort cockring gedragen heb, geeft namelijk aan dat het zwellichaam nog actief is. Toch brengt geen enkele aanraking en geen enkel expliciet beeld ook maar enige beweging op gang.
En nu lig ik hier. Voor het eerst in mijn leven ben ik een acteur.
‘Neem dit pilletje. Het helpt tegen transpireren en het laat je pupillen wat wijder openstaan. Misschien word je er wat slaperig van.’
De warmte van de lampen is goed te voelen. Een filmset, waar ik dankzij haar en mijn slapend lid terechtgekomen ben. Mijn opdracht is simpel: stil liggen, adem inhouden en tijdens de shots van mijn gezicht niet met mijn ogen knipperen.
‘Lig je goed?’ vraagt ze.
‘Prima,’ antwoord ik.
Regelmatig komt er iemand kijken. Het doekje dat over mijn kruis lag is weggehaald.
‘Je ziet er mooi uit. Zeker voor een lijk,’ zegt ze.
Drie weken geleden lagen we samen in bed. Naakt. Ik ken haar al lang. Nooit een verhouding gehad, maar als we tussen een relatie inzitten weten we elkaar te vinden. Ze kent mijn recente probleem. We kusten. Lang en langdurig. Mijn vingers gleden vanaf haar schouderbladen, naar het kuiltje boven haar billen. De warmte van haar borsten drong door tot mijn buik.
‘Ga eens op je rug liggen.’
Ik gehoorzaamde. Ze gooide een been over me heen en gebruikte mijn buik als zadel. Ik voelde hoe ze over me heen gleed. Haar staat van opwinding liet verkoelende sporen op mijn huid achter. Langzaam boog ze voorover, ze hief haar kruis naar boven, haar tepels raakten mijn bovenlichaam en ze begon me opnieuw te zoenen. Daarna daalde ze naar beneden af en draaide met het puntje van haar tong rond mijn roodgekleurde zachte huid. Af en toe zoog ze. Ik sloeg mijn handen om haar billen.
‘Laat ze op bed liggen. Niet bewegen,’ fluisterde ze.
De passiviteit van mijn lichaam leek haar op te winden. Haar uit te dagen. Ik legde mijn armen strak langs mijn lijf. Voorzichtig bewoog ze haar tong verder naar beneden. Haar handen streelden mijn lichaam. Met de binnenkant van haar dijen omklemde ze mijn bovenbenen. Langzaam verplaatste ze haar mond verder omlaag. Ze hield even stil bij mijn buik. Haar lippen vervolgden hun weg naar de plek waar ze me op wilde laten bloeien. Eerst het tipje, daarna nam ze hem dieper in haar mond. Ze wisselde het lippenwerk af met een traag ronddraaiende tong in een bad van warm speeksel. Ze liet haar vingers strelend langs de binnenkant van mijn benen gaan en kriebelde verder naar boven.
‘Het lukt echt niet hè,’ zei ze na een poosje nadat ze hem met een plop uit haar mond had laten ontsnappen.
Na die nacht had ze mij getipt bij de regisseur. Ik zou een prima lijk zijn. Bij leven al doods. Knap, gespierd en fors genoeg om duidelijk op beeld over te komen. Juist, omdat ze me kende, durfde ze zich als actrice wel aan deze intieme scène te wagen. Een eenzame anatoom pathologe die het antwoord op haar verlangen naar warmte zoekt bij het koude lijk van een onbekende man, die haar doet denken aan haar overleden geliefde.
‘Actie!’
Ze streelt met haar gehandschoende hand langs mijn wangen. Tranen wellen op in haar ogen. Haar andere hand kroelt door mijn borsthaar.
‘O, Michael,’ fluistert ze.
Haar duim en wijsvinger omklemmen mijn tepel.
‘Ik heb je zo gemist.’
Het zijn woorden en handelingen, die we van tevoren hebben doorgenomen. Straks zal ze naar mijn kruis grijpen en dat wat in werkelijkheid al dood is ook voor de film niet tot leven kunnen wekken. Een close-up van enkele seconden. Lang genoeg om te imponeren, kort genoeg om niet naar pornografie af te glijden.
Het licht doet pijn aan mijn ogen. Het pilletje werkt, mijn opengesperde pupillen bieden nauwelijks bescherming.
‘Je mag je ogen dichtdoen als we zo verdergaan. Je adem wel goed inhouden.’
Ik sluit mijn ogen en dommel wat weg. De warmte van de lampen, haar aanrakingen, het idee dat er zoveel mensen toekijken en het effect van het pilletje
‘Oké, opletten. Iedereen klaar? Actie!’
Ik houd mijn adem in. Ik voel hoe haar handen over mijn buik strelen en in een rechte lijn vanaf mijn navel naar beneden kruipen. Ze grijpt me stevig beet en beweegt langzaam op en neer. Het voelt heerlijk. Het rubber van de handschoenen, de warmte van haar huid die door het rubber dringt. De beweging. Haar aanwezigheid. De op mij gerichte blikken.
Plots trekt ze haar handen terug.
‘Cut!’ briest de regisseur.
Nee, denk ik, ga door!
Een nieuwe school
‘Heb je er zin in?’ vraagt de moeder van Emma bij het ontbijt.
‘Ja, het lijkt me heel leuk,’ antwoordt Emma met volle mond, waardoor het meer klinkt als:
‘Bja, het bjijkt be heel bleuk.’
Haar moeder lacht en zegt alsof ze zelf ook een volle mond heeft:
‘Belukkig heb bje al een beetje bunnen bwennen.’
‘Mam, praat normaal. Ik houd niet van mensen die onduidelijk spreken.’
Nu moet haar moeder nog harder lachen.
‘Ach, Emma, grappenmaker. Jij begon zelf met een volle mond te praten. Maar goed, ik zei dus dat je gelukkig al een keertje hebt kunnen wennen. Het lijkt me een leuke school. En ook een heel leuke juf.’
Emma en haar ouders zijn pas verhuisd en Emma gaat vandaag starten op haar nieuwe school. De vakantie is voorbij, dat is jammer. Ook mist ze de kinderen uit haar oude klas een beetje. Voor de vakantie is ze al een dagje wezen wennen op haar nieuwe school. Het was uiteindelijk een leuke dag geworden en mama heeft gelijk, de juf is erg aardig.
‘Nog twee jaar naar deze school en dan ga je alweer naar de grote school,’ zucht haar moeder.
‘Ja, als het tegenvalt hoef ik maar twee jaar te overleven,’ zegt Emma.
‘Dat zal toch wel meevallen Emma?’
‘Dat denk ik ook wel mama. Louise van hiernaast fietst met me mee naar school.’
‘Je boft maar dat Louise en jij nu al vriendinnen zijn en dat jullie ook nog eens bij elkaar in de klas zitten.’
‘Hoe laat is papa eigenlijk de deur uitgegaan?’
‘Om half zeven al. Jij lag nog heerlijk te snurken.’
‘Ik snurk helemaal niet,’ zegt Emma verontwaardigd.
Terwijl Emma een nieuwe hap in haar mond stopt, wordt er op het raam getikt.
‘Hee, daar is Louise. Snel, tandenpoetsen, spullen pakken en naar school. Ik zal zeggen dat je er zo aankomt.’
Emma loopt vlug naar boven om haar tanden te poetsen. Ze merkt dat ze zin heeft in de nieuwe school.
Leuke jongens
Louise en Emma zitten naast elkaar tijdens de les. Nu Emma erbij gekomen is, telt de klas evenveel jongens als meiden.
‘Alhoewel,’ zegt Louise, ‘dat klopt niet helemaal. Op woensdag komt Lucas, dan zijn de jongens in de meerderheid.’
‘Wie is Lucas?’ vraagt Emma.
‘Dat zul je woensdag over twee weken wel merken, vanaf dan komt hij weer elke week een dagje meelopen. Meelopen klopt eigenlijk ook niet helemaal,’ zegt Louise lachend.
‘Maar, hallo, wie is Lucas dan?’
‘Wacht maar af. Op zijn manier is hij de leukste jongen van de klas.’
‘En dat is alles wat je me vertelt over Lucas?’
‘Ja, want vandaag gaan we het over de andere jongens hebben.’
‘Louise,’ zegt de juf, ‘let je op?’
‘We praten in de pauze verder,’ fluistert Louise.
‘Louise, dit is de laatste waarschuwing,’ klinkt de stem van de juf.
De juf heeft een vriendelijke stem, ook als iemand een waarschuwing krijgt. Ze geeft een knipoog aan Emma. Emma snapt meteen dat de waarschuwing ook voor haar bedoeld is.
In de pauze gaan de jongens voetballen en zitten de meiden bij elkaar.
‘Goed,’ zegt Louise, ‘we zullen de leuke jongens even met je doornemen.’
‘Je hebt geluk dat je bij ons in de klas zit Emma. Echt veel leuke jongens. Alleen Noah niet,’ zegt Lotte. Ze trekt een vies gezicht als ze de naam van Noah noemt.
‘Ja, getsie, Noah,’ zeggen de andere meiden.
‘Wat is er met Noah?’ vraagt Emma.
‘Die doet alleen maar stoer, moet je hem nu zien voetballen,’ zegt Lotte.
‘En hij trekt aan je vlechten, zo kinderachtig,’ vult Louise aan.
Emma kijkt naar Noah en ziet eigenlijk best een leuke jongen, die handig langs alle andere jongens speelt en zelfs scoort. Goed, hij juicht wel erg overdreven en lijkt ook niet samen te spelen. Maar toch.
‘O ja, Emma, je moet weten dat Nathan bij mij hoort en Arthur loopt met Jana,’ zegt Lotte.
‘Ja, Jana zoent met Arthur!’ roept Julie en de andere meiden giebelen hardop.
‘Echt niet,’ antwoordt Jana verontwaardigd.
Emma heeft nog nooit echt gezoend en heeft daar ook helemaal geen trek in.
‘Ivan is wel iemand voor jou,’ zegt Louise.
Emma kijkt naar Ivan en denkt daar heel anders over. Zeker als ze aan dat zoenen denkt.
‘Ivan, zwaai eens naar Emma!’ roept Louise over het plein.
‘Doe normaal, joh,’ zegt Emma. Ze voelt dat haar hoofd rood kleurt.
Gelukkig lijkt Ivan niets te horen.
In zijn hum
‘Emma, wil jij naar de winkel gaan? Ik ben wat dingen vergeten te kopen,’ zegt de moeder van Emma.
‘Jawel hoor. Zullen we straks weer een meidenmiddag doen?’
‘Dat vind ik een goed idee,’ antwoordt haar moeder.
Het is zaterdagmiddag en Emma verveelt zich een beetje. Ze mag graag boodschappen doen. Zeker in het winkelcentrum, bij de hypermarkt. Daar is een grote make-up afdeling. Van haar zakgeld koopt ze wel eens lippenstift of oogschaduw. Haar moeder vindt het goed, zolang ze maar niet opgemaakt over straat loopt. Soms houden Emma en haar moeder een meidenmiddag, dan kruipen ze in bed, zetten de televisie aan en smeren een schoonheidsmasker op hun gezicht. Vanmiddag gaan ze dat weer doen. Emma mag daarom ook zakjes met een masker kopen.
Terwijl ze door de paden van de winkel loopt, hoort Emma een vreemd gehum. Een soort loeien. Soms lijkt het op een vreemd en hard lachen. Als ze doorloopt, ziet ze waar het vandaan komt. Een jongen in een rolstoel wappert met zijn armen in de lucht, zijn hele bovenlichaam wiegt mee. Emma blijft als versteend naar de jongen kijken. Opeens stopt hij met wapperen en hummen en kijkt haar met een beetje schele blik aan.
‘Hallooo,’ zegt hij met een vervormd stemmetje tegen Emma.
Emma weet niet waar ze moet kijken en durft geen antwoord te geven. Snel draait ze zich om en loopt naar een pad opzij.
‘Tegen wie zei jij hallo?’ hoort Emma een mannenstem zeggen vanachter het schap waar ze is weggedoken.
‘O, tegen een meisje dat naar mij keek.’
‘Zei ze wat terug?’
‘Nee, dat niet, maar ik denk dat ze dacht: Die jongen is wel erg in zijn hum en kan ook niet lopen en toen zei ze maar niets en liep weg.’
‘Jammer,’ zegt de man.
‘Nee hoor, ik ben het wel gewend.’
Emma voelt zich een beetje schuldig. Ze had niet verwacht dat de jongen zo goed kon praten.
Snel loopt ze door naar de make-up afdeling voor de maskers. Daarna haalt ze de spullen die haar moeder was vergeten te kopen en rekent af bij de kassa. Als ze naar buiten loopt, ziet ze hoe de jongen via een autolift achterin een bestelbusje naar binnen rijdt. Ze herkent het busje. Het hoort bij een huis in het dorp. Het busje heeft een eigen parkeerplaats, waar een blauw bordje bij staat met daarin een poppetje in een rolstoel getekend.
Stom, denkt Emma, nooit gedacht dat het voor een kind zou zijn.
Achter het masker
‘Het is te mooi weer om op bed te gaan liggen,’ zegt de moeder van Emma als Emma terug is van de winkel.
‘Maar je had beloofd om een meidenmiddag te houden.’
‘Dat klopt.’
‘Hoe dan?’ vraagt Emma.
‘Dames, alles staat klaar,’ zegt de vader van Emma. Zijn hoofd is nat van het zweet en bij zijn oksels is ook te zien dat hij het warm heeft.
‘Ga lekker naar buiten, dan ga ik me even douchen,’ vervolgt hij.
‘En niet naar buiten komen hoor, het is meidenmiddag,’ zegt moeder.
‘Van mij hebben jullie geen last,’ zegt hij met een glimlach, ‘Wil je nog een lekkere knuffel?’
‘Scheer je weg jij, onder de douche!’ zegt moeder.
‘Wat een dankbaarheid,’ antwoordt vader met een brede lach.
Buiten staan de ligstoelen klaar, op het tafeltje dat er tussenin staat, liggen handdoeken en washandjes. Bovenop de handdoeken ligt een spiegeltje. Naast de handdoeken staan twee flesjes cassis en naast de flesjes liggen twee rietjes. Voor het tafeltje staat een teiltje met lauwwarm water. Aan de voeteneinden van de stoelen staat een wat grotere tafel, met daar bovenop de televisie en de dvd-speler. Alles past precies binnen de schaduw van het zonnescherm.
‘Zie je dat Emma, er liggen zelfs rozenblaadjes in het water.’
‘Papa weet wat wij graag zien, mam.’
‘We boffen maar.’
‘Zeker weten en toch moet hij binnen blijven.’
Samen moeten ze hard lachen om de opmerking van Emma.
‘Welke maskers heb je meegenomen?’
‘Deep cleansing mud en Smoothing strawberry,’zegt Emma.
‘Geef mij de modder maar, dan neem jij de aardbei.’
‘Goed plan,’ zegt Emma.
Ze gaan meteen aan de slag. Het masker is meteen vanuit de verpakking op de huid te smeren. Na een paar minuten zijn ze klaar en liggen languit op de luie stoelen.
‘Weet je mama, ik zag een jongen in een rolstoel.’
‘O ja, waar zag je hem?’
‘In de winkel,’ antwoordt Emma.
‘Je vertelt me dat vast niet zomaar.’
‘Nee, eigenlijk niet. Ik schrok een beetje van hem. Hij zwaaide heel hard met zijn armen en maakte allemaal rare geluiden en opeens zei hij hallo tegen me.’
‘En toen?’ vraagt mama.
‘Toen liep ik weg zonder wat te zeggen en hoorde ik hem even later tegen iemand praten.’
‘Tegen wie dan?’
‘Tegen zijn vader denk ik. Hij zei dat hij het wel gewend is als mensen bij hem weg lopen zonder wat te zeggen,’ zegt Emma.
‘Ach, wat zielig,’ zegt mama.
‘Ja hè,’ zegt Emma, ‘en het was echt niet mijn bedoeling.’
‘Nee, natuurlijk niet. Weet je, als je hem nog een keer ziet maak je gewoon een praatje met hem. Soms moeten mensen even aan elkaar wennen.’
Daar heeft de moeder van Emma wel gelijk in.
‘En nu een filmpje,’ zegt Emma.
‘Ja leuk, je vader heeft al een stapeltje neergelegd. Kies maar.’
Dat hoef je geen twee keer te zeggen tegen Emma.
Noah
‘Heb je al met Ivan gepraat?’ vraagt Louise aan Emma als ze onderweg naar school zijn.
‘Nee, helemaal niet. Ivan lijkt me helemaal geen leuke jongen.’
‘Ivan is hartstikke leuk,’ zegt Louise bijna boos.
‘Ik wil je niet beledigen, maar ik denk dat Ivan niet echt bij me past.’
‘Dan moet je het zelf weten. Misschien ga ík het wel aan Ivan vragen,’ zegt Louise. ‘Wie vind jij dan leuk?’ vervolgt ze.
‘Nou ja, eigenlijk vind ik Noah wel leuk.’
‘Noah?’
Louise moet zo hard lachen dat ze haar stuur niet recht kan houden en bijna omvalt.
‘Stop nou met lachen. Ik vertel jou nooit meer wat,’ zegt Emma.
‘Sorry, sorry, maar … Emma en Noah. Wat een giller.’
‘Als je op school je mond maar houdt.’
‘Ik zeg niks,’ zegt Louise.
De verdere weg naar school vervolgen Emma en Louise zwijgend. Hoewel, soms grinnikt Louise luidop.
‘O ja, vanmiddag kan ik niet mee terug fietsen. Ik ga naar Lotte,’ zegt Louise als ze de fietsen wegzetten.
‘Oké. Fietsen we morgen wel samen?’
‘Ja hoor. Morgen gewone dag,’ antwoordt Louise.
De dag lijkt te verlopen zoals alle andere dagen. Tot het eind van de middag.
‘Hallo Emma,’ zegt Noah als Emma naar haar fiets loopt, ‘zal ik met je meefietsen?’
Emma schrikt van de stem van Noah en draait zich om.
‘Euh, nou ja, euh, weet je, nou ja, is wel goed.’
‘Heus?’
‘Ja hoor, gezellig,’ zegt Emma.
Zou Louise wat tegen hem gezegd hebben? denkt Emma, dit kan toch geen toeval zijn?
‘Ben je al een beetje gewend aan de klas?’ vraagt Noah tijdens het fietsen.
‘Dat ging eigenlijk wel snel,’ antwoordt Emma, ‘Ik heb ook wel geluk gehad met Louise en met de juf. Daardoor kon ik snel wennen. En iedereen is erg aardig.’
‘Ja, we hebben best een leuke klas. Alleen de meeste meiden zijn niet zo aardig. Jij bent anders.’
‘O ja, waarom ben ik anders?’
‘Jij bent de eerste met wie ik mee mag fietsen. De meeste meiden willen niet eens met me praten.’
‘Ja, omdat jij aan vlechten trekt natuurlijk,’ zegt Emma.
‘Dat doe ik allang niet meer. Twee jaar geleden heb ik dat voor het laatst gedaan en toen heeft de meester daar wat van gezegd, daarna heb ik het nooit meer gedaan.’
‘Echt niet?’ vraagt Emma.
‘Echt niet,’ antwoordt Noah.
Terwijl Noah en Emma naar huis fietsen, praten ze honderduit. Zelfs als ze stilstaan vlak bij het huis van Emma blijven ze praten.
‘Wat ben je laat,’ zegt haar moeder als Emma binnenkomt.
‘Ja, nog even gekletst met een klasgenoot.’
‘O ja?’ zegt moeder alsof ze meer zou willen zeggen, ‘Waar woont die klasgenoot eigenlijk?’
Emma denkt heel hard na.
‘Eigenlijk weet ik dat niet,’ zegt Emma.
‘En hoe heet hij?’
‘Noah.’
Een vreemde kriebel trekt door haar buik.
Een extra juf
‘Hallo, jij moet Emma zijn.’
Emma loopt samen met Louise het lokaal in. Een vreemde juf spreekt Emma aan.
‘Hallo juf Angelique,’ zegt Louise terwijl ze naar haar tafel loopt.
‘Ha, Louise,’ zegt de juf.
‘Ja, inderdaad, ik ben Emma,’ zegt Emma.
‘Nou en ik ben Angelique, zoals je net al van Louise gehoord hebt. De meeste kinderen noemen me juf, maar dat klopt niet helemaal.’
‘Hoezo niet?’
‘Ik help Lucas, maar geef niet echt les. Heb je Lucas al eens ontmoet?’ vraagt juf Angelique.
‘Nee, maar ik heb al wel zijn naam gehoord. Louise zegt dat hij op zijn manier de leukste jongen van de klas is.’
‘Nou, daar heeft Louise zeker gelijk in. Hij komt er zo aan. Op zijn eerste schooldag na de zomervakantie komt hij een uurtje later. Dat is rustiger voor hem.’
‘Gaat Lucas maar één keer in de week naar school?’ vraagt Emma.
‘Nee, nee, dat zou wat zijn. Hij gaat ook naar een andere school.’
‘Oké, dames en heren allemaal snel gaan zitten,’ zegt de juf, ‘Jullie hebben gezien dat juf Angelique er ook weer is en straks komt Lucas er ook bij.’
Sommige kinderen juichen een beetje als de juf het over Lucas heeft.
‘Fijn dat u er weer bent juf Angelique,’ vervolgt de juf, ‘Voordat Lucas komt kunnen we nog even rekenen. Pak allemaal je spullen maar.’
Al snel komen de rekenspullen op tafel. Emma vindt rekenen best wel eens lastig. Opeens staat juf Angelique naast haar.
‘Zal ik je helpen?’
‘Graag,’ zegt Emma.
Juf Angelique kan goed uitleggen en al snel kan Emma weer alleen verder.
‘Ik kom zo nog wel een keertje langs,’ zegt juf Angelique.
Juf Angelique loopt door de klas en helpt ook andere kinderen. Emma kan eigenlijk niet zo goed het verschil zien tussen haar en de gewone juf. Ze vindt het wel fijn, twee juffen in een klas.
De leukste jongen van de klas?
Terwijl de hele klas druk aan het werk is, loopt juf Angelique de klas uit. Emma hoort hoe er blij en hard gepraat wordt op de gang. Ze hoort een geluid dat ze niet zo lang geleden ergens anders ook gehoord heeft. Emma wordt er een beetje zenuwachtig van. Dan slaat de deur naar het klaslokaal open.
‘Hallo allemaal, wat ben ik blij om jullie weer te zien!’ roept de jongen die naar binnen komt.
Het is dezelfde jongen als uit de winkel, bedenkt Emma zich. Juf Angelique duwt zijn rolstoel naar binnen. Alle kinderen reageren enthousiast.
‘Hee, Lucas, goed dat je er bent joh,’ zegt Noah.
‘Hallo buurtje van me,’ antwoordt Lucas op een manier waardoor de meeste kinderen hard moeten lachen.
‘O, en daar is de allerliefstepiefste juf van deze school,’ vervolgt Lucas. Heel even zucht hij diep en zegt dan met een zachte stem: ‘Ik heb u zo enorm gemist.’
Iedereen is even stil.
‘Ja, hallo en ik dan,’ zegt juf Angelique plotseling met een verontwaardigde klank in haar stem, ‘Ben ik niet lief of zo en heb je mij ook niet enorm gemist.’
Aan haar glimlach is te zien dat ze het niet echt zo meent.
‘Jawel hoor Angelique,’ zegt Lucas nu met een stem als een robot, ‘ik heb u ook heel erg gemist. Maar weet je, weet je,’ de stem van Lucas klinkt nu een stuk harder en zijn armen fladderen door de lucht, ‘iedereen even heel goed luisteren!’
‘Ja, jongens even stil. Lucas gaat wat melden,’ zegt Ivan.
‘Inderdaad, ik wil jullie iets melden en ook zeggen en daarom,’ Lucas trekt een heel serieus gezicht, ‘Ahum. Ahum. Dames en heren, jongens en ook meisjes, planten en boeken …’
‘En nu even doorpraten Lucas,’ zegt juf Angelique.
‘Het is uit het diepst van mijn hart, dat ik aan u allen wil laten weten, dat ik, dat ik …’ Lucas is even stil en kijkt de klas rond. Niemand zegt wat. Tot Lucas weer verder gaat:
‘Wat ik u allen dus wilde laten weten.’
‘En nu de boodschap Lucas,’ zegt juf Angelique.
‘Dat ik u allen zeer gemist heb en ook wederom erg blij ben om hier bij jullie aan te mogen sluiten. Of wat zeg ik, aan te mogen rollen, en dat we er weer een mooi jaar van mogen maken.’
Het duurt heel even voor er iemand geluid durft te maken, maar daarna barst de hele klas los.
‘Dat vinden wij ook!’ zegt Louise.
‘Goed gesproken,’ zegt Lotte.
‘Wat een spreker is die man!’ schreeuwt Ivan door de klas.
‘Welkom terug Lucas,’ zegt Jana.
Eigenlijk hoort niemand van elkaar wat ze te zeggen hebben, maar het is duidelijk dat iedereen blij is.
Emma weet niet zo goed hoe ze moet reageren. Ze had totaal iemand anders verwacht. Een leuke jongen, geen jongen in een rolstoel. Geen jongen die met zijn handen wappert en met vreemde stemmetjes en ouderwetse woorden spreekt. Het is voor het eerst in haar leven dat ze iemand in een rolstoel op school ziet.
Plotseling zwaait Lucas met zijn handen door de lucht. Dit keer gaan ze niet wild heen en weer, maar laat hij duidelijk merken dat hij om stilte vraagt. De hele klas volgt zijn verzoek op.
‘Er viel mij wat op,’ zegt Lucas, ‘en dat was niet zomaar ietserdepietser. We hebben een nieuwe leerling in de klas.’
Zodra Lucas dat zegt, voelt Emma zich heel warm worden.
‘Dat klopt Lucas,’ zegt de juf.
Lucas beweegt zijn rolstoel naar Emma.
‘Hallooo,’ zegt Lucas, ‘ik ben Lucas, wie ben jij?’
Emma vraagt zich af of Lucas het nog weet van de winkel. Zou ze daar wat over moeten zeggen? Ze besluit het toch maar niet te doen. Emma steekt haar hand uit.
‘Ik ben Emma,’ zegt ze.
Lucas pakt haar hand met twee handen vast en beweegt ze wild op een neer.
‘Hallo Emma, het is geen dilemma, het komt goed van pas, jij bent meer dan welkom in de klas.’
‘Zo is dat,’ zegt juf Angelique.
‘Goed, jongens en meisjes, Lucas is er weer en wij gaan weer verder met de les. Lucas ga je aan je plek zitten?’ zegt de juf.
‘Vanzelfsprekend lieve juf,’ zegt Lucas en rolt naar zijn tafel.
Emma heeft het nog steeds warm. Louise stoot haar aan en glimlacht naar haar. Juf Angelique helpt nu vooral Lucas verder, maar loopt nog steeds af en toe de klas rond om andere kinderen te helpen.
Vol hoofd
De volgende week is Lucas weer in de klas. Hij komt samen met juf Angelique aan het begin van de les binnen. Hij is niet zo uitbundig als de eerste keer, maar heeft er duidelijk wel zin in. Als de juf de les bijna wil beginnen, lijkt Lucas zich opeens wat te herinneren.
‘Wacht even juf,’ zegt Lucas, ‘ik moet nog wat zeggen.’
Als Emma het op deze manier had gezegd, had ze vast een opmerking van de juf gehad over de onbeleefde toon, maar Lucas zegt het op zo’n manier dat het heel aardig klinkt.
‘Hou het kort Lucas, want we moeten wel verder.’
Lucas draait zijn rolstoel een halve slag, richting Emma.
‘Hallo Emma, jij kent me nog niet zo goed en het is belangrijk dat je weet dat ik soms een vol hoofd heb en dat ik dan een beetje in paniek raak en dan wat druk kan worden en dan helpt Angelique me daarbij, door even naar de gang te gaan. Daar is niets ergs aan en je hoeft er ook niet van te verschieten, want het komt altijd goed. Toch Angelique?’
‘Dat klopt helemaal Lucas,’ antwoordt Angelique, ‘vertel je ook dan ook nog even over knuffel?’
‘O ja, soms zeg ik wel eens: Knuffel. Dan wil ik geen knuffel hoor, maar dan weet ik het niet zo goed meer en dan zeg ik maar: Knuffel. Knuffel, dus.’
‘En als je nog meer over Lucas wilt weten, mag je het in de pauze gewoon komen vragen hoor, als Lucas het zelf niet kan vertellen, dan kan ik dat wel. Toch Lucas?’ zegt juf Angelique.
‘Knuffel,’ antwoordt Lucas en de hele klas moet erom lachen.
‘Vandaag beginnen we met een filmpje,’ zegt de juf.
Als de juf het filmpje aan wil zetten gebeurt er niets.
‘Hij stoort toch niet?’ hoort Emma Lucas zeggen.
‘Vast niet, het komt wel goed,’ zegt juf Angelique tegen Lucas.
Dan start het filmpje, met beeld, maar zonder geluid.
‘O nee,’ zegt Lucas, ‘komt het echt wel goed?’
Lucas begint hard met zijn armen te wapperen. Dan start het geluid op een heel hard volume. Snel zet de juf het geluid zachter.
‘Sorry, sorry,’ zegt de juf.
‘Nee! Nee!’ schreeuwt Lucas en hij maakt vervolgens allemaal loei-geluiden.
‘Het komt goed Lucas,’ zegt juf Angelique op een heel kalme manier.
Als het geluid op het juiste volume staat, kraakt het aan alle kanten.
‘Het stoort! Het stoort!’ schreeuwt Lucas, ‘Gooi de computer het raam uit. Aaaaaaah. Het stoort!’ Lucas slaat zijn handen voor zijn oren, buigt voorover en houdt zijn ogen stevig dichtgeknepen.
‘Kom,’ zegt juf Angelique, nog steeds heel rustig, ‘we gaan even naar de gang.’
Ze staat kalm op, terwijl Lucas blijft schreeuwen en zwaaien, duwt ze de rolstoel de gang op. Daar raast Lucas nog heel even door, maar al snel is het rustig. Niemand in de klas lijkt erop te letten. Alsof het heel gewoon is dat Lucas zo in paniek schiet en even naar de gang gaat.
‘Vol hoofd,’ fluistert Louise naar Emma.
Nou, dat ziet Emma zelf ook.
Als het filmpje het uiteindelijk helemaal goed doet, sluipt juf Angelique samen met Lucas weer naar binnen. Niemand geeft er verder aandacht aan. De rest van de dag verloopt eigenlijk precies zoals de andere dagen. Het grootste verschil is dat Lucas soms wat zwabbert met zijn lijf, wat gekke geluiden maakt, maar vooral heel vaak heel grappige opmerkingen maakt. Emma begint te snappen waarom Lucas op zijn manier de leukste jongen van de klas is.
Een langzame achtbaan
Louise heeft met Ivan. Ze heeft hem gevraagd en nu fietst Ivan soms met Emma en Louise mee als ze naar of vanaf school gaan. Emma en Louise voorop en Ivan er achteraan.
‘Wanneer ga je Noah vragen?’ zegt Louise, net hard genoeg voor Ivan om het te horen.
‘Noah is echt wel heel aardig hoor,’ zegt Ivan.
‘Nou, hij trok vroeger anders wel aan onze vlechten,’ reageert Louise.
‘Ja, dat was vroeger. Hij is heus wel veranderd,’ antwoordt Ivan.
‘Ja, daar heb je eigenlijk wel gelijk in,’ zegt Louise, ‘De vraag blijft dus: wanneer ga je Noah vragen?’
‘Ik heb hem allang gevaagd,’ antwoordt Emma.
‘Wat?’ reageert Louise.
‘Heb jij Noah gevraagd?’ reageert ook Ivan.
‘Eerlijk gezegd heeft Noah mij gevraagd en ik heb ja gezegd.’
‘Wauw,’ zegt Louise, ‘ik moest Ivan zelf vragen.’
‘Ja, maar als jij even gewacht had, had ik jou wel gevraagd hoor,’ zegt Ivan.
‘Vanmiddag ga ik bij hem op bezoek. Ze hebben kleine poesjes. Ga je mee?’ zegt Emma.
‘Ja leuk,’ antwoordt Louise.
Ivan zegt niets, misschien heeft hij het niet gehoord.
Die middag fietsen Emma, Louise en Noah samen naar het huis van Noah. Als ze bij de oprit aankomen ziet Emma de parkeerplaats voor de bus van Lucas. De parkeerplaats met het blauwe bordje met daarop een poppetje in een rolstoel.
‘Woont Lucas hier?’ vraagt Emma.
‘Ja, hij is onze buurjongen,’ antwoordt Noah.
‘Dat wist ik niet,’ zegt Emma.
‘Je kunt ook niet alles weten,’ reageert Louise met een lach.
De kleine poesjes zijn droppies. Emma zou er graag eentje mee naar huis willen nemen, maar waarschijnlijk zal haar moeder dat niet goed vinden. De jonkies zijn al groot genoeg om er mee te mogen spelen, maar ze zijn nog te klein om bij de moederpoes weg te halen. Emma, Louise en Noah vermaken zich zeker een uur met de kleintjes. Als ze weer naar buiten lopen, horen ze het bekende geluid van Lucas. Hij zit in zijn eigen achtertuin.
‘Hallo Lucas,’ zegt Louise.
‘Huh, wie zegt me daar nu gedag?’ reageert Lucas.
‘Het zijn Louise en Emma uit de klas. En ik natuurlijk,’ zegt Noah.
‘O, hallo klasgenoten en klasgenootbuurjongen,’ zegt Lucas, ‘komen jullie ook bij mij langs?’
‘Ik vind het prima,’ zegt Louise, ‘en jij?’ vraagt ze aan Emma.
‘Goed hoor,’ antwoordt Emma.
‘Bij Lucas duurt een bezoek nooit lang, toch Lucas?’ zegt Noah.
‘Nee, daar heb je wel gelijk in. Dat komt door mijn volle hoofd,’ antwoordt Lucas.
‘Hallooo,’ zegt Lucas als Emma, Louise en Noah via de tuindeur de tuin inlopen.
‘Ha Lucas,’ zegt Louise, ‘wat was je aan het doen?’
‘Nou ja, een beetje dit en een beetje dat en ik was mijn haren aan het tellen.’
‘Je haren aan het tellen?’ zegt Emma.
‘Ja, maar ik raak de tel steeds kwijt en ik wil later als ik groot ben zesduizend kinderen.’
‘Zesduizend kinderen?’ zegt Louise, ‘Dat zijn er wel heel veel.’
‘Zesduizend kinderen,’ zegt Emma, ‘dat kan toch niet.’
‘Knuffel,’ zegt Lucas.
‘Vol hoofd alarm,’ zegt Noah, ‘ander onderwerp.’
‘Zeg Lucas, mogen Emma en Louise je traplift zien?’ vraagt Noah.
‘Ja, leuk. Kom maar mee.’
Lucas keert zijn rolstoel om en rijdt via de keukendeur het huis binnen, door naar de trap. De anderen volgen. In de keuken staat de moeder van Lucas.
‘Hallo, leuk dat jullie even langskomen. Noah en Louise ken ik wel, jij bent vast Emma.’
‘Dat klopt mevrouw.’
‘Lucas heeft verteld dat je heel aardig bent, maar ook een beetje verlegen.’
Emma weet even niet wat ze moet zeggen. Lucas heeft wel een beetje gelijk over dat verlegen zijn.
‘Komen jullie!’ schreeuwt Lucas die al een poosje bij de trap staat.
‘Wilde je de traplift weer laten zien, Lucas?’ vraagt de moeder van Lucas.
‘Ja,’ zegt Lucas.
‘Toe maar hoor. Als je wilt mag je er ook wel in gaan zitten. Wel uitkijken als de lift de hoek omgaat, dat je arm niet tussen de muur en de leuning komt,’ zegt de moeder van Lucas.
Snel lopen ze door naar Lucas, die de afstandsbediening al in zijn hand heeft. Met een licht gezoem komt er langs de trap een stoeltje naar beneden, dat vastzit aan een dikke buis. Vlak voordat het helemaal onderaan is gekomen, klapt er eerst nog een stuk buis uit dat zich uitstrekt tot op de grond. Daardoor kan het stoeltje helemaal tot in de gang komen.
‘Wie wil er als eerste?’ vraagt Lucas.
Emma, durft niets te zeggen.
‘Ik wil wel,’ zegt Louise.
Ze gaat zitten op het stoeltje en duwt een hendeltje opzij, waardoor het stoeltje naar boven verdwijnt. Een poosje later komt ze weer terug.
‘Welkom op de kermis van Lucas,’ zegt Lucas, ‘zonder kaartje mag u plaatsnemen in de meest geweldige, meest veilige en meest grandioze attractie die wij hier hebben. Meer precies: In de enige attractie die we hier hebben.’
‘Nu jij,’ zegt Louise tegen Emma.
Ook Emma gaat op het stoeltje zitten. Langzaam gaat ze omhoog. Ze vindt het ook wel een beetje spannend. Als ze boven is aangekomen, gaat ze meteen weer naar beneden. Het doet haar denken aan een achtbaan, maar dan wel een korte, langzame, met weinig bochten, die wel hoger is dan ze had ingeschat.
‘Oké, en nu ben ik moe,’ zegt Lucas.
Hij rijdt naar de woonkamer.
‘Tot op school,’ zegt Noah alsof de reactie van Lucas heel normaal is.
‘Ja, tot dan,’ zegt Louise.
‘Doeg,’ is het enige dat Emma kan zeggen.
‘Leuk dat jullie er even waren,’ zegt de moeder van Lucas, ‘het lijkt er misschien niet op, maar hij geniet er wel van als hij bezoek krijgt.’
‘Ja, kort en krachtig,’ horen ze vanuit de woonkamer.
‘Wij vonden het ook leuk hoor Lucas,’ roept Emma naar hem.
‘Knuffel,’ zegt Lucas.
Lopers in actie
De weken worden maanden en Emma voelt zich helemaal thuis in haar nieuwe klas. De herfst is allang voorbij, zelfs de winter, en ook de lente loopt op zijn eind. Noah en Emma lopen nog steeds met elkaar. Niet dat ze zoenen of zo, dat vindt Emma maar niets. Maar ze vindt het wel heel gezellig als hij in de buurt is. Ivan en Louise hebben ook nog steeds verkering. Misschien gaat Ivan wel een weekje met Louise en haar ouders mee naar de camping, in de zomervakantie. Lekker naar Frankrijk. Emma weet nog niet waar zij naartoe zullen gaan in de grote vakantie. Meestal gaan ze kamperen, maar haar ouders besluiten vaak pas heel laat waar ze heen zullen gaan. Zo is iedereen al wel een beetje bezig met de laatste weken van het schooljaar.
‘En in de een-na-laatste week gaan we de sponsorloop weer doen,’ zegt de juf, ‘Vorig jaar hebben we veel geld opgehaald. Dit jaar gaan we natuurlijk ook heel veel geld ophalen. Het is bedoeld om het speelplein eens goed op te kunnen knappen.’
‘Ik ga honderd rondjes lopen,’ zegt Arthur stoer.
‘Ja hoor, zal wel,’ zegt Louise.
‘Ik verkoop mijn rondjes gewoon voor veel geld,’ zegt Lotte, ‘dan hoef ik maar één rondje te lopen.’
‘Op wat voor een dag is het eigenlijk?’ vraagt Jana.
‘Woensdag over twee weken,’ antwoordt de juf.
‘Doet Lucas dan ook mee?’ vraagt Emma.
‘Dat is een goede vraag, dat moet ik morgen even met juf Angelique overleggen,’ zegt de juf.
De volgende dag is Lucas weer in de klas.
‘Heeft de juf het nog met u over de sponsorloop gehad?’ vraagt Emma aan juf Angelique.
‘Nee, eigenlijk niet.’
‘O, nou, woensdag over twee weken is de sponsorloop en we vroegen ons af wat Lucas dan kan doen,’ zegt Emma.
‘Ik kan natuurlijk heel goed supporteren,’ zegt Lucas, ‘want je moet mij geen rondjes laten lopen. Allereerst kan ik niet lopen, hoewel ik best een loper zou willen zijn hoor en daarnaast als je mij een rondje laat rijden, dan is niemand voor middernacht naar huis.’
‘Maar ik ben er toch ook nog,’ zegt juf Angelique, ‘ik kan je toch duwen?’
‘Hee, ja, dat is natuurlijk ook een goed idee,’ zegt Lucas.
‘Mooi, dat is dan geregeld. Ik ga je duwen en jij doet gewoon mee,’ antwoordt juf Angelique.
‘Juf, we zijn eruit hoor,’ zegt Emma tegen de juf als ze de klas binnenkomt.
‘Waaruit?’ vraagt de juf.
‘De sponsorloop,’ reageert Emma, ‘Juf Angelique gaat Lucas duwen.’
‘Echt waar?’ antwoordt de juf.
‘Jazeker,’ zegt Lucas, ‘Angelique is namelijk de sterkste juf die er bestaat.’
‘En zo is het maar net,’ zegt juf Angelique.
Meidenmiddag
Emma en haar moeder liggen languit op bed. Ze hebben hun gezichten weer ingesmeerd met een schoonheidsmasker.
‘Hoe is het nou tussen jou en Noah?’ vraagt haar moeder.
‘Ander onderwerp ma.’
‘Maar het is meidenmiddag, dan moeten we het toch over jongens hebben?’
‘Niet over Noah.’
‘Oké,’ zegt de moeder van Emma, ‘Lucas dan.’
‘Wat wil je over Lucas weten?’
‘Nou ja, eigenlijk alles. Kan hij goed lezen bijvoorbeeld?’
‘Ja, lezen kan hij als de beste, maar rekenen lukt hem echt niet. Hij maakt veel grapjes en hij heeft een goed geheugen. En hij weet ook hoe je complimenten moet maken.’
‘Heus, een jongen die complimenten kan maken? Kan hij je vader niet wat les geven?’ zegt moeder.
‘Ja, dat zou wel een goede zijn,’ zegt Emma.
‘Wat heeft hij eigenlijk?’
‘Hij kan niet lopen, omdat zijn hersenen niet goed praten met zijn spieren. Daardoor kan hij ook niet eten. Hij heeft een speciale voedingspomp, hij eet via een slangetje dat zijn buik ingaat. En hij heeft nog steeds luiers.’
‘Ook voor de grote boodschap?’ vraagt moeder.
‘Ja, zelfs voor de grote boodschap.’
‘En verder is hij gewoon bij?’
‘Je bedoelt of hij verstandelijk achter is? Ja, dat ook, maar het ene kan hij echt heel goed, zoals het lezen, maar bij het andere snapt hij er niets van. Hij kan bijvoorbeeld ook heel goed horen. Als je denkt dat hij iets niet gehoord heeft, kom je er later achter dat hij alles heeft gehoord,’ zegt Emma.
‘Dat klinkt toch behoorlijk gehandicapt. Dat lijkt me best moeilijk,’ antwoordt haar moeder.
‘Ja, als ik het zo vertel is het wel veel hè.’
‘Best wel heftig eigenlijk.’
‘Maar weet je wat zo bijzonder is,’ zegt Emma.
‘Nee,’ zegt haar moeder.
‘Bij Lucas merk je eigenlijk niet dat hij gehandicapt is. Zodra hij in de buurt is, is het gewoon Lucas. En dankzij juf Angelique gaat hij ook meedoen aan de sponsorloop.’
‘Echt waar?’ antwoordt moeder, ‘Hoe dan?’
‘Juf Angelique gaat hem duwen.’
‘Weet je, dan wil ik jou én Lucas én juf Angelique sponsoren. Zou dat kunnen?’
‘We gaan het gewoon regelen,’ zegt Emma.
‘En nu een filmpje,’ zegt moeder.
Aan de rol
‘Jongens en meisjes ik heb alle sponsorkaarten terug. Het ziet er heel goed uit,’ zegt de juf de woensdag voor de sponsorloop, ‘en juf Angelique, u heeft de belangrijkste taak.’
‘Hoezo heb ik de belangrijkste taak?’ vraagt juf Angelique.
‘Lucas en u hebben de meeste sponsoren binnengehaald.’
‘Meent u dat nou?’ zegt juf Angelique.
‘Ja, juf Angelique, iedereen in de klas heeft ook gevraagd om Lucas te laten sponsoren,’ zegt Emma.
‘O nee,’ zegt juf Angelique geschrokken.
‘Maak je niet druk Angelique,’ zegt Lucas, ‘wij gaan samen aan de rol. O, o, o, wat een lol, Lucas en Angelique van start tot finish aan de rol.’
Het is een heel slecht rijmpje, maar door de manier waarop Lucas het zegt, schiet iedereen in de lach.
Lucas vervolgt: ‘En alles wat verder nog telt, is heel veel rondjes voor het …’
‘Geld!’ schreeuwt de hele klas.
‘Nou, dan moet ik maar eens gaan oefenen met hardlopen,’ zegt juf Angelique.
Lucas beweegt zo hard heen en weer dat het bijna lijkt of hij de rolstoel uitstuitert.
‘Rustig Lucas,’ zegt juf Angelique.
‘Ja,’ zegt Lucas met een zucht, ‘straks heb ik geen energie meer om volgende week mee te doen.’
Een goede start
Iedereen heeft zich verzameld bij het veld naast de school. Alle klassen, de ouders en andere supporters staan klaar om de leerlingen te ondersteunen. Elke klas heeft twintig minuten om zoveel mogelijk rondjes rond het veld te lopen. Er zijn zelfs spandoeken meegenomen. Muziek klinkt door de luidsprekers en de zon schijnt.
‘Zijn we er klaar voor?’ zegt juf Angelique tegen Emma en Louise.
‘Helemaal juf,’ zegt Emma, ‘en jullie?’
‘Zo ready als het maar kan,’ zegt Lucas.
Juf Angelique en Lucas zijn heel sportief gekleed. Eindelijk is de klas van Emma aan de beurt. De directrice van de school staat klaar om het startsein te geven.
‘Is iedereen klaar?’ zegt de directrice door de microfoon.
‘Ready de peddie en geheel tot uw dienst,’ schreeuwt Lucas.
De omstanders moeten hard lachen.
‘Drie, twee, een,’ telt de directrice af.
‘Waar gaan we heen!’ schreeuwt Lucas en iedereen zet het op een lopen.
Noah loopt voorop, daarachter Arthur, dan volgt Jana. Emma loopt samen met Louise vlak voor Lucas en juf Angelique.
‘We gaan echt heel veel geld binnenhalen,’ zegt Lucas.
‘Jazeker, Lucas, maar je mag wel een beetje stiller zitten.’
We doen het samen
‘Auw, auw,’ schreeuwt juf Angelique plotseling.
Ze hinkt totdat ze tot stilstand komt.
‘Wat is er aan de hand juf?’ vraagt Emma.
‘Ik heb mijn enkel verstuikt,’ antwoordt juf Angelique met een pijnlijk gezicht.
‘O nee, vol hoofd,’ zegt Lucas.
Al snel komt meester Peter naar juf Angelique.
‘O wat erg,’ zegt juf Angelique, ‘en de tijd tikt maar door.’
‘Ik heb wel een idee,’ zegt Emma, ‘Lucas het gaat helemaal goedkomen.’
‘Knuffel?’ zegt Lucas.
‘Noah!’ schreeuwt Emma.
‘Wat is er?’ vraagt Noah die net weer aan komt lopen.
‘Duwen,’ zegt Emma.
‘Zo, jij kan commanderen,’ zegt Louise.
‘Ik doe alles om mijn doel te bereiken,’ antwoordt Emma.
Noah volgt de opdracht van Emma meteen op.
‘Recht zo die gaat!’ schreeuwt Lucas.
Emma rent achter Noah aan en grijpt hem bij zijn schouders. Louise volgt het voorbeeld van Emma, zij pakt de schouders van Emma beet. Al snel volgt Ivan, die de schouders van Louise beetpakt, dan volgen Jana, Lotte, Arthur, iedereen uit de klas grijpt naar de schouders van een klasgenoot. In een lange sliert lopen alle leerlingen hun rondje.
‘Ho, wacht op mij!’ schreeuwt de juf, die als laatste aansluit in de rij.
‘Volg mij!’ schreeuwt Lucas.
Hoewel het tempo er behoorlijk uit is, lopen ze nog zeker vier rondjes in optocht. Iedereen joelt en klapt als de slinger langskomt. Zelfs juf Angelique juicht vanaf een stoel. Haar enkel is door meester Peter vakkundig ingepakt.
Bijna vakantie
‘Vandaag is Lucas voor het laatst hier,’ zegt de juf..
‘Voor het laatst voordat de vakantie begint om precies te zijn,’ zegt Lucas.
‘Dat klopt helemaal Lucas, na de vakantie zien we je natuurlijk weer terug. Vandaag is een goed moment om de opbrengst van de sponsorloop bekent te maken,’ vervolgt de juf, ‘Hoe is het met uw enkel, juf Angelique.’
‘Nou, een sponsorloop gaat mij de komende tijd niet meer lukken,’ antwoordt juf Angelique, ‘maar ik vond het wel fantastisch hoe jullie het opgelost hebben. Echt, een applaus voor jullie zelf!’
In de klas barst een donderend applaus los.
‘En dan nu de opbrengst,’ zegt de juf.
Ze wacht tot iedereen stil is.
‘Als eerste de totale opbrengst van de hele school,’ vervolgt de juf.
‘Ratata, ratata,’ zegt Lucas met een verdraaid stemmetje.
‘Negenduizenvierhonderddrieendertig euro!’ schreeuwt de juf uit.
Alle kinderen juichen.
‘En dan nu de klas met de hoogste opbrengst.’
Weer wacht de juf tot iedereen stil is.
‘De klas die het meeste geld heeft opgehaald is …,’ zegt de juf heel langzaam.
‘Onze klas!’ schreeuwt Lucas.
Iedereen is even in verwarring, want hoe kan Lucas dit nu weten?
‘Inderdaad,’ zegt de juf, ‘onze klas heeft het meeste geld opgehaald.’
Weer barst de hele klas in gejuich uit.
‘Maar juf, we hebben helemaal niet zoveel rondjes gelopen,’ zegt Emma.
‘Dat klopt, maar veel mensen hebben besloten om meer geld te geven dan ze van tevoren hadden aangegeven. Ze vonden jullie laatste rondjes samen zo indrukwekkend, dat ze er extra geld voor overhadden,’ antwoordt de juf.
‘Nou, dan weet ik wel wie als leerling het meeste geld heeft binnengehaald,’ zegt Louise.
‘O ja?’ zegt Lucas.
‘Nou, wat denk jij Lucas? Welke leerling heeft het meeste geld binnengehaald?’ vraagt juf Angelique.
‘Euh, Lotte misschien?’ antwoordt Lucas.
‘Nee,’ zegt de juf.
‘Jana dan?’
‘Nee, Jana ook niet.’
‘Noah misschien?’ probeert Lucas nog een keer.
‘Nee, Lucas. Wie denk je nu zelf, Lucas?’ zegt de juf en ze benadrukt de naam van Lucas als ze spreekt.
‘Knuffel?’
‘Ik denk dat ik het wel weet,’ zegt juf Angelique.
‘Goed, ik tel tot drie en dan roept iedereen de naam van wie hij of zij denkt dat het meeste geld heeft opgehaald,’ zegt de juf, ‘Een, twee, drie!’
‘Lucas!’ schreeuwt iedereen op Lucas na.
Die schreeuwt: ‘Juf Angelique.’
Maar door de herrie is alleen ique te horen.
‘Dat klopt Lucas, jij hebt van alle leerlingen het meeste geld binnengehaald,’ zegt de juf.
‘Lucas, Lucas, Lucas,’ roepen alle leerlingen.
Lucas stuitert weer bijna uit zijn stoel van plezier.
Vakantie
‘Zo, eindelijk vakantie.’ zegt de moeder van Emma bij de lunch.
‘Ja, heerlijk,’ zegt Emma.
‘Hoe vond je het afgelopen jaar op school?’
‘Echt leuk,’ zegt Emma, ‘Ik had niet gedacht dat ik zo snel zou wennen.’
‘Ik was ook zo trots op jou, hoe je dat deed met de sponsorloop,’ zegt moeder, ‘en ook hoe jullie dat als klas samen deden. Die Lucas hoort er echt bij.’
‘Ja en hij had ook nog het meeste geld binnengehaald,’ zegt Emma, ‘eigenlijk een beetje dankzij jou. Als jij niet had voorgesteld om ook Lucas te sponsoren, had ik niet bedacht om dat in de klas voor te stellen.’
‘Die Lucas, wie had ooit kunnen denken dat jij zo’n jongen zou ontmoeten,’ zegt moeder.
‘Weet je, ik denk dat ik heel veel van hem geleerd heb,’ zegt Emma.
‘Hoe bedoel je?’ vraagt moeder.
‘Nou, niet echt leren zoals we normaal op school doen, maar gewoon leren door iemand beter te leren kennen. Weet je nog dat ik hem toen in de winkel zag?’
‘Ja, dat weet ik nog wel,’ zegt moeder.
‘Nu zou ik iemand als Lucas gewoon terug groeten en misschien wel even een praatje maken,’ zegt Emma.
Over de brug
Het nieuwe schooljaar is alweer een poosje bezig. Emma en haar klasgenoten zitten al in het laatste jaar. Ook Lucas komt weer iedere woensdag naar de klas, samen met juf Angelique.
Vandaag wordt het vernieuwde speelplein geopend. De directrice staat klaar met een microfoon in haar hand. Het is heel mooi geworden. Er zijn nieuwe speeltoestellen geplaats, maar ook een voetbalveldje met een hek eromheen, waar goaltjes inzitten.
‘En kijk, die bankjes zijn voor de meiden,’ zegt Louise lachend.
Er is ook een waterbaan, met een waterpomp met zo’n lange zwengel eraan. Het water loopt weg via een gootje naar een put. Over het gootje ligt een bruggetje.
‘Dames en heren, jongens en meisjes, graag wil ik Lucas naar voren roepen voor de opening van ons vernieuwde speelplein,’ zegt de directrice.
Lucas rijdt, geholpen door juf Angelique, naar voren.
‘Lucas, zou jij straks door het lint heen willen rijden, de brug over naar het plein?’ vraagt de directrice.
‘Ay, ay,’ antwoordt Lucas en hij salueert erbij.
‘Mooi. Zullen we met zijn allen aftellen? Drie, twee, één …’
Juf Angelique neemt een aanloopje en duwt de rolstoel met Lucas erin dwars door het lint over het bruggetje heen, naar het vernieuwde plein.
‘Hierbij verklaar ik het speelplein voor geopend,’ zegt de directrice.
Alle leerlingen stuiven het plein op, klimmen in de speeltoestellen of gaan voetballen. De meiden gaan naar de bankjes.
‘Alleen voor meiden,’ schreeuwt Lotte.
Lucas komt op eigen kracht aangerold.
‘En voor Lucassen,’ zegt Louise.
De meiden hebben elkaar genoeg te vertellen. En Lucas? Lucas zit erbij, schudt wild heen en weer en geniet volop.
Jakobus 1:5-8
ik geloof niet
in rotsvaste woorden
in mensen met waarheid in pacht
ik geloof niet
bij selectie te horen
bij mensen die streven naar macht
geef mij maar de twijfel
de wind die de golven
voortstuwt op zee
geef mij maar de twijfel
verscheur mijn gedachten
van binnen in twee
geef mij maar de twijfel
ja geef mij die twijfel
een twijfel die twijfelt binnen in mij
ik geloof niet
in goden te eren
in mensen die blind willen gaan
ik geloof niet
in af willen weren
dat grenzen voor ieder bestaan
geef mij maar de twijfel
de wind die de golven
voortstuwt op zee
geef mij maar de twijfel
verscheur mijn gedachten
van binnen in twee
geef mij maar de twijfel
ja geef mij die twijfel
een twijfel die twijfelt binnen in mij
ik geloof wel
in hoofd en in harten
die in vrijheid zijn opengesteld
ik geloof wel
in bezweren van angsten
luister en spreek waar iedereen telt
geef mij maar de twijfel
de wind die de golven
voortstuwt op zee
geef mij maar de twijfel
verscheur mijn gedachten
van binnen in twee
geef mij maar de twijfel
ja geef mij die twijfel
een twijfel die twijfelt binnen in mij
ik geloof wel
hoe uit twijfel geboren
een god zijn bestaan aan mij toont
ik geloof wel
dat hij tot mij wil behoren
een bestaan door twijfel bekroond
geef mij maar de twijfel
de wind die de golven
voortstuwt op zee
geef mij maar de twijfel
verscheur mijn gedachten
van binnen in twee
geef mij maar de twijfel
ja geef mij die twijfel
hoe twijfel een god wekt binnen in mij
(Liedtekst voor de wedstrijd van de Remonstrantse Broederschap onder de titel: Het Vrije Lied. De tekst gaat enigszins tegen de genoemde Bijbeltekst in. Niet genomineerd. 🙂 )
Op 19 november 2018, mocht ik samen met nog een ouder en de aanjager van de racerungroep inspreken bij de gemeente. Naar aanleiding van onder andere deze inspraak zal de Racerunner gelijk gesteld worden aan een sportrolstoel. Ik deel mijn ‘inspraak’, omdat het een wat breder beeld schetst over mijn idee van participeren. Onderaan een veelzeggende foto.
Beste leden van de Raad,
Graag wil ik u meenemen in de overwegingen die een Racerunner kenmerkt als maatwerkvoorziening, gelijkwaardig of zelfs gelijk aan een sportrolstoel.
Als u kinderen heeft, dan heeft u ook foto’s van de kindertijd. Een foto uit het bos, waarin u of uw partner met uw dochter of zoon hand in hand naast elkaar lopen. Een foto van u op uw knieën druk in de weer met stoepkrijt, waarbij de kinderen uit de buurt vrolijk aansloten. Een foto uit de achtertuin van dat kinderfeestje:
‘Je wordt thuisgebracht, kom je op de fiets?’
Foto’s van dansvoorstellingen, voetbalwedstrijden, de muziek-voorspeel-middag. Gewone dingen. U heeft vast een beeld.
Mijn naam is H.d.K., vader van twee kinderen waarvan ik deze zelfde foto’s kan laten zien. Maar ook vader van T., waar de foto’s er anders uitzien. Een foto bijvoorbeeld met de taxichauffeur die hem al jarenlang om kwart voor acht ophaalt en hem rond half vijf weer thuisbrengt. Foto’s van de vele zwemlessen; alle ouders in het water naast hun eigen kind, want meezwemmen is gewenst. Foto’s, veel foto’s van hem met zijn moeder, zijn broer, zijn zusje of met mij lopend áchter de rolstoel.
T. loopt niet, is sondevoeding afhankelijk, incontinent, heeft een verstandelijke beperking, een diagnose in het autisme spectrum, maar is vooral T. de vrolijke jongen van vijftien jaar, met een onverwoestbaar humeur, een enorm humoristisch taalgevoel en een warm gevoel voor iedereen.
Sinds kort zijn de foto’s veranderd. Een racerunner in tijdelijke bruikleen, die hem actief zijn benen laat bewegen. Op maat afgesteld, om zijn beperkingen zoveel mogelijk op te heffen.
Kunt u zich voorstellen hoe het is om náást je eigen kind te kunnen lopen en er niet steeds achter? Kunt u zich voorstellen hoe mooi het is om te zien hoe hij medesporters begroet op de atletiekbaan in zijn eigen woonplaats? Dat hij teruggegroet wordt! Dat hij de namen van zijn teamgenoten kent en zonder zijn vader of moeder traint! Hoe hij tijdens het rondje oefenen buiten de trainingen om, spontaan aangesproken wordt door wildvreemden, die niet over zijn hoofd heen met mij praten, maar hem direct aanspreken. Kunt u zich de foto’s voorstellen van de Wallenloop in Nieuwland. Eén kilometer in ruim achttien minuten, maar wel zelfstandig. Het luide gejuich waarmee hij werd onthaald! Hij, stralend van oor tot oor. Foto’s die laten zien dat hij er bij hoort. Er echt bij hoort, net als zijn teamgenoten, net als de trainers en vrijwilligers, net als de mensen langs het parcours die ervaren dat iedereen er bij kan horen.
Ik hoop dat u bij wilt dragen om deze foto’s verder kleur te geven. Kleur aan deze kinderen, hun gezin, de broers, zussen, de ouders, maar vooral ook kleur aan de stad.
Vandaar dat ik u wil verzoeken de Racerunner als sportrolstoel aan te duiden in de verordening maatschappelijke ondersteuning, om zo kinderen zoals T. de kans te geven er bij te kunnen horen.
Bedankt voor uw aandacht.
(De man op de achtergrond is wat lelijk ‘geblurd’, waarvoor excuus. Hij heeft geen relatie tot T. of Hadeke. Vandaar.)