Gedichten


  • Al-tijd wekker

    Voor M. en zeker voor I., die nooit meer weg te denken valt.

  • Nooitpunt

    (naar een paradox van Zeno)

    Als ik aftel vanaf acht,
    acht dagen vanaf nu,
    dan zijn er op de vierde dag
    vier dagen nog te gaan.
    Ben ik op die vierde dag,
    is dat twee maal twee.
    Zo halveer ik in gedachten
    steeds opnieuw mijn afteltijd.

    Naar één dag, naar een half,
    naar een kwart en naar een achtste.
    Naar secondes en nog kleiner.
    Eindeloos halverend blijf ik weg bij nul.

    Zo lijkt elke afstand in de tijd,
    halverend onbereikbaar.

    Want onbereikbaar is mijn doel,

    opdat jij straks nooit
    exact een jaar geleden
    van ons weggegleden bent.


  • Terugvallen

    soms denk je teveel
    zegt ze terwijl we de hemel
    inkijken naar de wolken
    klaar voor gedonder

    ik zwijg en tuur en weet
    een gebaar te maken
    zonder iets te zeggen
    nestel ik me tegen haar aan

    de eerste druppel valt
    en verdampt denk ik
    nu al beetje bij beetje
    tot hij uiteenspat op aarde

    zo blijf ik in jouw armen
    vallen en in jouw licht
    verdampen hopend
    nooit de grond te raken


  • Warmhouden

    Zodra de eerste zonnestraal verschijnt,
    sta je langzaam op en gaat je wassen.
    Ik zie je als je door de deur verdwijnt
    en hoor de liefde in jouw zachte passen.

    Ik rek me uit, verplaats me naar jouw plek;
    een warm gebied dat achter is gebleven.
    Ik voel je kussen kussen in mijn nek,
    het dekbed liefjes strelend om mij geven.

    Zo sta je elke ochtend op en blijft
    de indruk, die me telkens weet te warmen.
    Het is jouw liefde die mijn angst verdrijft,
    mocht ik sterven, dan toch in jouw armen.

    Dan schrik ik, denkend aan ons samen, oud,
    want ooit die plek en wij: voor altijd koud.


  • Stil

    Je had bij het klimrek kind moeten zijn
    Je fiets op de standaard
    Je had met je hoofd naar de zon
    Je blik op de toekomst
    Je had nog zoveel en nog zoveel dagen

    Je had waardig en oud moeten gaan
    Je verjaardagen vieren
    Je had nu je weg bent
    Je stem moeten horen
    Je had al die aandacht enkel aan jou

    Je had een mening rond jou niet gehoeven
    Je einde zo bruut dat spreekt voor zichzelf
    Je had eeuwig gehoord mogen worden
    Je herinnering niet in haten verdrukt
    Je had recht op die aandacht enkel voor jou

    Je had hier voor even ons zwijgen verdiend:
    Er is een jongetje vermoord