Gedichten


  • Terugvallen

    mocht het bloed ooit kruipen waar het niet gaan moet

    uit een ader slippen, zachtjes lekken in mijn hoofd

    richting denkvermogen trekken en gaten in geheugen slaan

    in onstuitbaar trage stromen tergend langzaam druk opvoerend

    eindeloos het wachten tussen wegglijden en weer opstaan

    laat me liggen voor heel even in de armen van degene die zin in leven geeft


  • Fundament (Sint-Maartenskerk Elst)

    Vroeger voelden de dikke muren
    van deze kerk vertrouwd
    in het vaste ritme van de week.
    Pepermunt, een houten kont, de veel te lange preek
    voor een jongen van mijn leeftijd.

    Gedachten dwaalden dan telkens
    langs mijn voeten naar beneden,
    naar de resten van het Groot Romeinse Rijk.
    Dwaalden naar de goden die hier aanbeden werden
    nog voordat Werenfridus er zijn eerste stappen zette.

    Dwaalden naar de in elkaar vervlochten heiligdommen
    van Romeinen en Bataven,
    op de plek waar dit gebouw eeuwen later pas is opgericht.
    Naar de muren van de tempels die zijn opgediept
    vanonder de ooit aan puin geschoten toren.

    Kerken zie ik nu alleen nog maar
    van binnen, als toeristisch tijdverdrijf.
    Toch galmen door die toren als ik hem vanuit de verte zie
    de woorden in mijn hoofd: keer toch terug
    en weet je toekomst weer te plaatsen.

    (Informatie over de kerk.
    inzending voor DE LAAGLANDSE ARCHEOLOGIE-POËZIEPRIJS. Geen prijs 🙂 )


  • Nomen est omen

    Amersfoort is al eeuwen
    en zal ook eeuwen blijven
    een plaats om door te waden.
    Hoe hoog het water ook
    aan onze lippen staat,
    hoe zeer we door uitersten
    toch steeds gemiddeld blijven,
    we blijven waden
    met vaste voet aan grond
    en tegen alle stromen in.

    Amersfoort komt altijd boven drijven.

    (Geïnspireerd op de stadsdichtersopdracht: Gedicht over toekomst Amersfoort (niet naar meegedongen)

  • Ontkroond

    mijn handen tasten in het ongemak
    dat tussen ons blijft hangen
    ik slik mijn kriebels door en
    durf mijn neus niet op te halen
    zelfs mijn kussen houd ik weg
    van jouw versgestifte lippen
    mijn hoofd draait de adem van jou af
    voordat we woorden wisselen
    zo komen wij tot zinnen
    terwijl ik juist zou willen zwijgen
    om mijn gevoel te laten spreken
    raken wij elkaar in onvermogen

  • Overdenken

    de zon schijnt warm
    in deze tot afstand gekroonde tijd
    bankje buiten bord op schoot
    krant ongelezen weggelegd

    de tuinen klinken naar vakantie
    straks de eerste zweem van barbecue
    klanken, geuren en daarnaast beelden
    op een scherm van mensen die je mist

    het tasten voelt de warmte 
    van andere huid niet meer
    lippen worden voorzichtig nog geproefd
    gevoel zoekt evenwicht

    afstand tussen mensen
    is niet in meters uit te drukken
    nabij zijn is even de gedachte
    die de ander bij je houdt