Bianca

Een witte poes op startblok nummer 3. Echt verbaasd ben ik niet. Stom genoeg zie ik haar pas zitten op het moment dat ik de kant aantik na mijn eerste baan.
Er lopen hier muizen rond. In de kleedruimtes, maar ook langs de randen van het bad. Eén keer heb ik een muis weg zien glippen in één van de roosters aan de kant. Straks drijven de keutels nog in het water. Een poes inzetten vind ik zeer verstandig. Thuis heb ik ook last van muizen. Helaas kan ik zelf geen huisdieren houden.
Elke dag ben ik twee keer in het bad. ’s Morgens om half zeven en ’s avonds om kwart over negen. Twintig baantjes precies.
Vanaf het moment dat ik de poes voor de eerste keer gezien heb, staat ze telkens als ik er ben op hetzelfde startblok. De koningin van het bad. Ze staat er zo vanzelfsprekend dat het personeel geen acht op haar slaat.
‘Miauw,’ zeg ik elke keer als ik de kant aantik. Ze kijkt me doordringend aan.
Na een paar dagen lijkt ze met haar ogen naar mij te knipperen. Ze kijkt vriendelijk. Ik begin tegen haar te praten. Ik zwem haar tegemoet, spreek een korte zin en keer me om.
‘Dag witte dame, nog wat gevangen vandaag?’
‘Poezen houden niet zo van water. Anders had u rustig een baantje mee mogen trekken.’
Het zijn onzinnige uitspraken, maar ze geven me rust.
Ik besluit mijn zwem-meters met één baan te verlengen. Zo kom ik met mijn laatste zwemslagen bij haar uit. Ik klim uit het water. Zittend op startblok 4 begin ik met haar te praten. Bianca, noem ik haar.
‘Wat een mooi weer buiten, vind je niet Bianca?’
‘Miauw,’ zegt ze terug.
‘Je hebt echt mooie ogen.’
Bij complimenten begint ze te spinnen. Opgewekt ga ik weg.
Er zijn weinig mensen in het bad op de tijden dat ik zwem. De andere zwemmers horen bij een vaste club. Zij kijken niet op van mijn vaste ritueel op startblok 4. Sowieso zijn ze vooral met zichzelf bezig. Het badpersoneel schenkt al helemaal geen aandacht aan mij.
Bianca geeft me plezier in mijn leven. Ongemerkt leg ik de eenentwintig banen steeds sneller af.
‘Bianca, je hebt niet eens een halsband. Dat kan toch niet. Een dame als jij heeft een sieraad om haar nek nodig.’
Bianca spint volop.
Ze krijgt haar halsband.
‘Hier, zelf gemaakt. Spikes in leer. Staat u mij toe mevrouw?’
Tot mijn verbazing springt Bianca soepel van haar startblok en loopt op mij af. Zonder problemen mag ik de halsband om haar nek vastgespen. Daarna geeft ze me onophoudelijk kopjes.
‘Bianca, mag ik je kussen?’
Ik verbaas me over mijn eigen woorden. Bianca kruipt op mijn schoot en drukt haar snoet tegen mijn mond. Ik kus haar voorzichtig en voel mijn lijf tintelen.
In mijn dromen zie ik haar terug. Ze verandert in een mooie jonge vrouw. Tweeëntwintig jaar schat ik mijn droombeeld. De leeftijd van mijn zusje. De eeuwige leeftijd van mijn zusje. Mijn vader heeft haar overreden met de auto. Een ongeluk. Dat is zijn verhaal. Ik weet beter. Ik was erbij toen hij en mijn zusje de meest vreselijke woorden naar elkaar schreeuwden. Verwijten over en weer. En klappen. Van beide kanten. Het is nooit bewezen. Moeder was gelukkig niet meer in leven en is dit bespaard gebleven. Mijn vader schrijft me brieven die ik niet lees. Hij is nooit een fijne man geweest. Streng en onrechtvaardig. Daar laat ik het bij.
Mijn zusje mis ik nog elke dag. Naast mijn bed heb ik een foto van haar staan. Sinds haar dood houd ik een dagboek bij. Een man met een dagboek, daar heb ik me een poos voor geschaamd.
Bianca verschijnt regelmatig op de bladzijden.
‘Bianca zat er vandaag weer stralend bij. Haar halsband staat haar goed. De zon scheen door de koepel recht op haar startblok. De witte vacht leek te gloeien. Alleen al naar haar kijken maakt me zo blij. Met haar praten geeft me de kans om de chaos in mijn hoofd te verdringen. Als Bianca een mens was, zou ik met haar willen trouwen.’
Ik begin niet met: Lief dagboek. Een dagboek is niet lief.
’s Avonds praat ik langer met haar dan ’s morgens. Ik blijf dan tot het zwembad gaat sluiten. In de ochtend moet ik me haasten, want dan heb ik andere afspraken.
Bianca doet haar werk goed. De muizen zijn weg. Dat maakt me soms bang. Als er geen muizen meer zijn, zou Bianca dan overbodig worden? Wat zullen ze dan met haar doen? Ik ga het niet aan het personeel te vragen. Toen ik hier net kwam durfde ik ze pas na een paar weken met een knik te groeten. We praten niet met elkaar. Nooit. Gesprekken ervaar ik als een verplichting. Ik kan het wel. Anderen laten me dat vaak genoeg weten.
Mijn zusje was de prater. Met haar ging ik wel eens de kroeg in. Echt leuk was dat niet. Terwijl mijn zus rondfladderde van de ene leuke jongen naar de ander, zat ik aan de bar en sloeg de pilsjes achterover. Vaak kon ik mij de volgende dag niet meer herinneren hoe de nacht daarvoor verlopen was. Mijn zusje probeerde mij wel aan leuke meisjes te koppelen. Als dat gebeurde was ik vaak al te dronken om nog een zinnig woord te kunnen zeggen.
‘Doe nu eens gezellig en drink niet meteen zoveel,’ hield ze mij voor.
‘Zo kom je nooit aan de vrouw.’
Daarin had ze meer dan gelijk gekregen. Bianca is de eerste met wie ik heb gekust. Een kus die meteen duidelijk maakt wat ik tot nu toe gemist heb.

‘Dit kan niet waar zijn!’ denk ik verschrikt. Bianca is er niet. Haar startblok is leeg. Ik voel een paniekaanval aankomen. Gelukkig weet ik hoe ik die kan voorkomen. Goed ademhalen is het geheim. Na de dood van mijn zusje heb ik verschillende aanvallen gehad. Met hulp heb ik geleerd hoe ik hiermee om kan gaan.
Ik besluit mijn banen gewoon te zwemmen. Twintig. De laatste extra baan heeft geen meerwaarde.
‘Ga ik het vragen? Het is maar een poes. Ze zullen me uitlachen.’
Er spelen veel gedachten door mijn hoofd. De energie sijpelt uit mijn lichaam. Ik doe over twintig banen langer dan over de eenentwintig banen van de voorgaande weken. Vanmiddag heb ik een belangrijk gesprek. De verdwijning van Bianca komt me totaal niet uit. Hoe kan ik me nu concentreren?
‘Terug naar de ademhaling,’ houd ik mezelf voor.
Het lukt me om rustig te blijven. Vroeger zou ik de hoop opgegeven hebben. Nu niet. Douchen, afdrogen, omkleden en voorbereiden op het gesprek.
‘Bianca,’ denk ik steeds en ik zie een mengeling van de witte poes en mijn droomvrouw voor me. Het leidt me af, maar op een positieve manier.
‘De aanval is de beste verdediging,’ was een favoriete uitspraak van mijn zusje.
Aan die woorden houd ik me vast als ik het gesprek voorbereid. Ik zal er voor zorgen dat ik het meest aan het woord ben en mijn sterke kanten benadruk.
‘Ik ben sportief. Ik zwem elke dag twee keer met veel plezier. Geheel vrijwillig.’ zal ik ze voorhouden. Ik twijfel of ik zal knipogen bij mijn opmerking over de vrijwilligheid.
‘Ik kan omgaan met tegenslag,’ waarbij ik ze misschien over mijn zus zal vertellen, maar niet over Bianca.
Het gesprek zal gevoerd worden met drie personen en mijzelf. Voorheen zou dat me zenuwachtig maken. Dit keer niet. Ik heb er het volste vertrouwen in.
In de wachtruimte ben ik alleen. Ik blader door de tijdschriften, maar vind niets dat mijn aandacht vast weet te houden. Flitsen van Bianca trekken door mijn hoofd. Ik moet om mezelf lachen. Zoveel gevoel voor een witte poes, die waarschijnlijk helemaal geen Bianca heet.
Met een grote grijns sta ik op als ze me naar binnen roepen. Zoals ik verwacht had is het een prima gesprek. Het drietal krijgt weinig kans om hun vragen te stellen. Ik ben ze voor. De weinige vragen die er gesteld worden weet ik met overtuiging te beantwoorden. Het uur vliegt om. De gespreksvoorzitter staat op. Hij schudt me de hand.
‘Gefeliciteerd meneer. U heeft er hard aan gewerkt en het resultaat mag er zijn. Neemt u deze papieren mee en geeft u ze af aan de balie,’ zegt hij op een net iets te luide toon.
Ik merk dat het mij niet hindert. Ik ben blij. Maanden heb ik er naar uit gezien en nu is het zover. Snel handel ik de formele zaken af.
In de hal staan mijn tassen. Ik pak ze op en loop langs de receptionist die de schuifdeuren voor mij opent. De zon schijnt. Ik sla de hoek om en bij de bushalte zie ik haar staan. Ze heeft mijn halsband om.
‘Bianca?’ vraag ik.
‘Hoe weet je mijn naam?’ antwoordt de vrouw.
‘Ik raadde het,’ zeg ik.
‘Waarom zat jij hier?’ vraagt ze aan mij.
‘Waanvoorstellingen, maar vandaag mag ik voorgoed naar huis.’

Dit verhaal verscheen eerder in de bundel ‘Keerpunt’ van uitgeverij Letterijn, zie ook de Homepage.


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *