Een nieuw kerstklimaat

Het strand is verlaten. Ik rol mijn strandlaken uit, zwiep hem de lucht in en zorg dat de wind me helpt om hem zo glad mogelijk op het zand te laten landen. Ik smeer me uitgebreid in. Huidkanker is één van de meest voorkomende ziektes. Daarna plaats ik de parasol. Strand, zon, zand, zee en de picknickmand. December is een mooie maand. Eerste Kerstdag een cadeautje.
Ik weet precies waar ik moet liggen. Dicht genoeg bij zee om zonder mijn voeten te verbranden het water in te kunnen komen, ver genoeg om bij opkomende vloed niet overspoeld te worden. Thuis staan alle statistieken van de afgelopen jaren opgeslagen op mijn computer. Getallen die ik zelf verzameld heb, aangevuld met data over de tientallen jaren daarvoor. Nog steeds stijgt het zeewaterpeil wereldwijd. De huizen hieraan de kust staan op palen. Mijn eigen huis ook. Terecht. Er zijn meer overstromingen dan ooit.
Ben jij er al klaar voor? Wij zijn begonnen.
Het scherm van mijn telefoon licht op, begeleid door een korte ping. Ik pak het toestel op. De vraag brengt me in gedachten terug naar vroeger.
‘Kijk, jouw naam.’
Ik duik onder de vrolijk versierde kerstboom, stoot de figuurtjes bij de kersstal om, voel de naalden prikken in mijn armen en gris het geschenk onder de takken vandaan.
‘Rustig, rustig, het loopt niet weg,’ lacht mijn moeder.
Ik kan me niet inhouden en ruk het papier los. In mijn haast scheur ik de deksel van het kartonnen doosje af en trek uit alle macht aan het bubbeltjesplastic dat mij van het voorwerp weghoudt.
‘Pas op, het is breekbaar!’ roept mijn moeder.
Toen al vroeg ik me af hoe zíj dat kon weten.
‘En wat is het?’
Het was het mooiste wat ik me kon wensen. Een glazen bol, gevuld met water, met daarin een huisje waar een sneeuwpop voor staat.
‘Als je het schudt, gaat het sneeuwen,’ zei mijn vader.
Ik schudde, rende naar het raam en trok het gordijn open.
‘Het werkt. Het sneeuwt!’ schreeuwde ik.
Mijn ouders lachten luid.
‘Kijk eens in de bol.’
‘Daar sneeuwt het ook!’
Het bleef een terugkerend verhaal binnen de familie.
Ik heb al jaren geen sneeuw meer gezien. Zon, zon en nog eens zon. En regen. Nooit meer sneeuw. De bol staat op mijn bureau, bovenop een stapel papier. Af en toe pak ik hem op, schud hem heen en weer en zie de sneeuw dwarrelen rond de sneeuwpop en het huisje.
Ik lig nog ff. Foto? beantwoord ik het bericht.
Ik blijf net zolang naar het scherm kijken tot ik een reactie krijg. Die laat niet lang op zich wachten.
Nog een klein uurtje, zie je?
De foto toont een elektrische oven, waar door de ruit heen een gevulde braadslee is te zien. De timer staat op 56 minuten en 33 seconden.
Ik weet wat er in de braadslee ligt: een gevulde kip, omringd met groente en zoete aardappel. In deze hitte moet ik er niet aan denken om dit op te moeten eten, terwijl ik als puber en later als jongvolwassene aan één bord niet genoeg had.
Ik kijk nog eens goed naar de timer: 56:33. Mijn vader stierf op zesenvijftig jarige leeftijd. De grote K ziekte. Ik mis hem elke dag. Voor mij een reden om me voorgoed van het geloof af te keren. Niemand hoort zo vroeg te sterven. Toch blijft Kerst me dierbaar. Ik verbind het nauwelijks aan de geboorte van Jezus. Toch betrap ik me erop dat het geloof me nooit echt verlaten heeft. 56:33. Jezus stierf aan het kruis toen hij drieëndertig jaar oud was. Ook hij verdiende het niet om zo jong te sterven. De timer verbindt mijn vader en de Zoon met elkaar. Het geeft mijn vader een goddelijke status.
Een kerstboom houdt het niet vol in dit klimaat. De naalden zouden na een dag al uitvallen. Daarom heb ik een kunstboom gekocht, bijna niet van echt te onderscheiden. Zeker niet voor de mensen die nooit een Nordmann of één van de vele sparrensoorten in huis hebben meegemaakt. Ik wel. Ik onderscheid echt van kunst in een fractie van een seconde.
Dit strand is mijn strand. Hier voer ik mijn metingen uit, hier breng ik mijn vrije tijd door. Verboden gebied voor toevallige passanten.
Ik werd al vroeg gegrepen door de opwarming van de aarde. De krantenkoppen schreeuwden me toe. Voor- en tegenstanders buitelden over elkaar heen. Wetenschappers werden nauwelijks serieus genomen en werden in een soort religieuze hoek weggezet. In feiten mocht je geloven of niet. Factcheckers werden ingezet door de kranten, waardoor de wetenschap weer wat meer van zijn geloofwaardigheid terugkreeg. Ik zie het met eigen ogen, hoe ook vandaag de peilstok die ik gisteren geplaatst heb, alweer omspoeld wordt. De vloed is nog niet eens op zijn hoogste punt.
Ziet er goed uit. Ik krijg er trek van, lieg ik.
Harry en Emma zijn er ook al.
Leuk, doe ze de groeten. Misschien kan ik ze straks nog ff spreken.
Vast. Ik moet me even over de rest van de maaltijd ontfermen.
Ok. Tot zo.
Twee keer per jaar bezoek ik de klimaatconferenties. Dan moet ik vliegen. Gelukkig nog maar twee keer per jaar, voorheen waren het er vier tot vijf. De vliegtax is nog nooit zo hoog geweest. Vliegschaamte blijft een term die op mij van toepassing is. Ik ken de oorzaken van de opwarming, maar ben tot deze reizen veroordeeld om mijn bijdrage te kunnen leveren aan de terugdringing van de opwarming. Het leven zit vol tegenstrijdigheden.
Geniet je een beetje? Ik kijk er wel naar uit om je straks weer te zien. Kan het niet eerder?
Natuurlijk zou het eerder kunnen, maar ik lig lekker in de zon en bij de ruisende zee. Straks zal ik ook Harry en Emma weer even zien. Daar moet ik me wel op voorbereiden. Hun zoon Arthur was mijn eerste vriendje. Het was heerlijk vrijen met hem, maar hij vond mijn zorgen maar niets. Ik ben benieuwd hoe hij er nu tegenaan kijkt. Hoe hij de feiten nu interpreteert. Niemand kan er meer omheen, zelfs Arthur niet. Niet om de opwarming van de aarde heen en zeker niet om de effecten daarvan. De ondergelopen Marshall eilanden moeten toch ook zijn ogen hebben geopend.
Ik ben nog even bezig. 19.30 u, jullie tijd, akkoord?
Is goed. Tot dan.
Ik pak een broodje uit de mand. Nog tijd genoeg. Binnen tien minuten ben ik thuis, omkleden en klaar. Vandaag neem ik geen duik. Niet vanwege de temperatuur van het water, die is prima om te zwemmen. Er zijn genoeg dagen om te zwemmen. Waar ik me vroeger alleen in de zomermaanden in de zee kon onderdompelen, kan ik dat nu elke dag. Ik zie de vogels over het water scheren, hoe ze naar beneden duiken en hun voedsel vergaren. Ik zou hier nog uren kunnen blijven liggen. Ik zou wel willen, maar kan mijn moeder niet in de steek laten. Tegen mijn zin in sta ik op en verzamel mijn spullen. 12 uur precies. Helemaal op schema. Ik slenter naar huis. De slippers aan mijn voeten voorkomen dat de langdurige blootstelling aan de hitte blaren in mijn zolen trekt. Ik tel de twintig traptreden die ik oploop uit gewoonte. Het uitzicht vanuit mijn huis is grandioos, juist, omdat het op palen staat. Over de zee kijk ik tot aan de horizon. Hier wil ik nooit meer weg.
Snel schiet ik onder de douche. Het water is van zichzelf al lauw, er hoeft geen warm meer aan toegevoegd te worden. Het zand en de vettigheid van de zonnebrand spoel ik met een ruime hoeveelheid doucheschuim af. Er zijn dagen dat ik me niet afdroog. Dat ik naakt door mijn huis loop om de lucht zijn werk te laten doen. Vandaag kan het niet. Het is Kerst en ik ga mijn moeder zien.
Om zweetplekken in mijn nette jurk te voorkomen, wrijf ik talkpoeder op de plekken die zich met dit weer snel zullen tonen.
Ik loop de kamer in, naar mijn werktafel. 12.25 uur. Nog even. De bol met de sneeuwpop en het huisje heeft een grotere luchtbel bovenin dan vroeger. Er zit een dopje in de bodem waarmee ik de bol bij kan vullen. Ik doe het niet. Het past wel bij de huidige klimaatproblemen. Daar waar de wereld steeds meer onderloopt, komt het huisje steeds verder droog te staan. Toch sneeuwt het nog steeds als ik de bol stevig heen en weer schud. Op dit soort momenten mis ik mijn vader en voel ik me schuldig richting mijn moeder om de keuzes die ik heb gemaakt.
De computer staat altijd stand-by, daarom is een verbinding snel gemaakt. De bruine pelikanen vliegen over het water.
Het gezicht van mijn moeder verschijnt op de monitor. Het geluid loopt net niet synchroon met het beeld. Ik zie mezelf in de linkerbovenhoek.
‘Hoi mam, hoe is het?’
‘Hallo meisje. Ja, super! Hoe laat is het nu bij jou?’
‘Half één mam, zeven uur tijdsverschil weet je nog?’
‘O ja. Ik vergeet het steeds.’
‘Hoe is het weer bij jullie?’
‘Je zult het niet geloven, maar het sneeuwt weer eens.’
‘Echt waar?’
‘Echt.’
‘Wil je foto’s maken en doorsturen? Dan laat ik ze vanavond bij het kerstdiner aan mijn Costa Ricaanse collega’s zien. Ik woon hier nu al zo lang, soms verlang ik wel weer naar het Nederlandse weer.’


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *