Iedere act is een choreografie. Het oefenen van elke beweging, tot het lijkt dat het geen moeite meer kost. Tot het voelt dat het geen moeite meer kost. De grond ligt iets meer dan tien meter onder me. Het vangnet is nog uitgespannen. Ik zie het niet, ik weet het. Langzaam draai ik een halve slag om mijn as. Ik kijk naar Josephine, ze staat op de rand van de paal waar het koord begint. Of eindigt. Waar wij beginnen of eindigen. Josephine met wie ik zojuist het eerste deel van onze act heb afgerond.
Hoe strak het koord ook staat er is altijd speling. Die speling geeft me net dat zetje mee om straks vanuit het midden mijn salto te kunnen maken. De choreografie bepaalt de acties om mij heen. Iedere beweging is een teken aan degene die de tekens kan lezen. Jérôme, die aan het eind van het koord staat en alvast naar de trapeze grijpt. De pisteknechten die het vangnet tot de bodem laten zakken. De spreekstalmeester die de aankondiging in zal starten:
‘Dames en heren, jongens en meisjes … wat u nu gaat zien is nog nooit vertoond. Stéphane l’oiseau, Stéphane de vogel, zal straks een dubbele salto achterover maken op meer dan tien meter hoogte! En dat dames en heren, jongens en meisjes, zonder de bescherming van het vangnet. Ik vraag uw doodse stilte en uw aandacht voor Stéphane!’
Josephine vangt mijn blik. Voor even. Daarna schieten haar ogen naar Jérôme en flitsen weer terug naar mij. Jérôme weet het, verraadt haar blik. Ik draai weer een halve slag om mijn as. Ik kijk naar Jérôme. Hij weet het.
De salto achterover zal mislukken. Moet mislukken. Zo is het geoefend, zo heeft de choreografie het bepaald. Zodra ik door mijn benen zak om de sprong in te zetten, zal Jérôme zijn achterwaartse beweging inzetten. Op het moment dat ik opspring, zal hij zijn vlucht beginnen. Dan zal het snel gaan: Ik val langs het koord, het publiek schreeuwt ontzet en heeft niet op Jérôme gelet. Jérôme die me een meter onder het koord met één hand zal grijpen, omdat ik naar hem toespring. Zo is het geoefend. Zo is de choreografie. Zo is het al weken, maanden, honderden voorstellingen gegaan. Goed gegaan. Het publiek zal tot zwijgen komen en na enkele seconden in gejuich losbarsten.
Nooit improviseren! Houd je aan de regels!
Josephine is het beste dat me kon overkomen. Of het slechtste. Mijn zielsverwant. Met haar op het koord staan is als dansen in de hemel. En god, wat heb ik vaak in de hemel mogen zijn. Onze eerste zoen was in die hemel. Uit het zicht van Jérôme, uit het zicht van haar man, maar Jérôme weet het!
Ik volg de choreografie. De roffel op de snaredrum begint. Ik zak door mijn knieën. Jérôme zet zijn achterwaartse beweging in. Ik spring op, dit is het moment dat ik Jérôme even uit het oog zal verliezen. Ik zie Josephine. Een flits. Het mooiste gelaat in de meest verwrongen gezichtsuitdrukking die een mens kan hebben.
Josephine, mijn Josephine, in een vreemde opluchting glijd ik langs het koord en strek mijn armen zoals ik duizend keer geoefend heb.
Geef een reactie