Inleiding.
Twee dagen geleden begon Sophia Zamia rond half tien in de avond tegen me aan te praten en ze hield pas op toen ik te dronken was om haar betoog nog behoorlijk te kunnen volgen. Dat was het moment waarop ze het café verliet.
Pas na vijf minuten durfde ik haar achterna te gaan. Ze was onvindbaar. Ik keerde terug naar de tafel waar ze tegenover me zat.
Hoe ik thuisgekomen ben, weet ik niet. Toch kan ik me haar woorden goed herinneren en nu mijn hoofdpijn gezakt is, ben ik in staat om ze op te schrijven. Vanzelfsprekend is haar naam niet echt Sophia Zamia, net zoals ik niemand bij naam zal noemen.
Mijn woorden zullen haar zichtbaar maken, waarbij ik de vrijheid neem om woorden in haar mond te leggen die ze nooit gesproken heeft. Woorden die ik gehoord heb, geleend van anderen. Woorden die niet van Sophia, maar ook niet van mij zijn. Woorden die de schrijver niet aan te rekenen zijn, maar waarvan de emotie die ze voortbrengen gezocht moet worden bij de buurman of -vrouw, de collega, bij de willekeurige passant in een steeds leger wordende winkelstraat of in het beste geval bij de lezer zelf.
Sophia spreekt.
‘Mijn naam bevestigt de wijsheid die ik meedraag. Net zoals ik ruis als de bladeren van de palmvaren. Geen naam zonder betekenis. Zamia, plant uit de orde van de cycadales, maar ook het woord voor verlies. En hoe heet jij? Wat beteken jij?’
Ik keek haar aan en vond haar om te zoenen. Haar heldere oogopslag betoverde mij. Ze dronk een jus d’orange en bestelde in de uren die volgden enkel fris. Ik hield het bij rode wijn en nog meer rode wijn. De introductie laat ik hier achterwege, ik viel haar op en ik, ik viel op haar. Daar laat ik het bij.
‘Spreek jij nog in volzinnen? Of stuur jij je meningen als quotes de wereld in, ontdaan van iedere context en nuance? In vijfhonderd tekens wordt er van je verwacht om een biografie te schrijven, die je aantrekkelijk genoeg maakt om geliket te worden. Hoe vaak ben jij weggeswipet op basis van een profielfoto die je van jezelf geplaatst had?’
Als ze spreekt bewegen haar wenkbrauwen mee met de woorden die ze extra nadruk geeft. Haar lippen waren donkerrood. Ze had nauwelijks make-up. Ik heb nog geen profielfoto, nooit gehad, maar zou háár meteen liken op basis van haar foto.
‘Een goed idee moet worden gepitchet in amper één minuut, want anders is het geen goed idee. Hoeveel goede ideeën heb jij?
We verwarren aandacht met het aantal volgers. Mensen die in een fractie van een seconde een knop hebben aangetikt. Er is geen plaats voor een goed gesprek. Zoals wij hier. Jij en ik.
Sociale contacten worden vormgegeven in de virtuele wereld. Een virtuele wereld, waarbinnen oorlogen worden gevoerd en strijders sterven in enorme bloedplassen. Oorlogen met eindeloos veel nieuwe levens, met bij te kopen wapens, met tegenstanders en medestanders vanuit de hele wereld. Er wordt gejuicht als iemand door een headshot is geraakt. Er wordt een speler uit een team gekickt, omdat de anonieme groep zich zonder aanwijsbare reden tegen deze speler keert. Via de audiokanalen en binnen de chatsessies wordt de verbanneling vernederd, gekleineerd en geschoffeerd in een cumulerende stroom aan hatelijkheden, waarbij hij zich alleen kan weren door te verdwijnen. En laat hem geen emotie tonen, dan ruiken de wolven bloed. Homo homini lupus.
Wees eerlijk, ook jij bent eruit gegooid. En ik kan je helpen.’
Ze leek zich werkelijk op te winden. Haar gezicht liep rood aan, haar mond spuwde de woorden uit en ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Behalve op de momenten dat ik de barkeeper om een nieuw glas wijn vroeg.
‘We nemen de virtuele oorlog mee naar buiten. We denken onkwetsbaar te zijn. We schreeuwen eerst en denken daarna. Alles is vrijheid van meningsuiting. Kogels komen van links en van rechts. Opvattingen moeten worden vernietigd door de vertolkers daarvan tegen de muur te zetten, nadat ze eerst ontmand zijn of op zijn minst verkracht door een horde wilde beesten. We zijn immers voor een rechtsstaat en we zijn allemaal hoeders van de democratie, tot het moment dat het recht niet aan onze kant staat en de meerderheid zich in stilte hult. Een gedachte meerderheid, waar voor het gemak iedereen toe gerekend wordt die zijn mond niet open wil doen, omdat hun stem wellicht anders zal klinken dan gedacht. Hoe lang ben jij nog van plan te zwijgen?’
Sophia had een lage stem, tegen hees aan, maar toch heel vrouwelijk. Haar gebit was niet misvormd door een beugel, die haar tanden in een onnatuurlijk rechte stand zou hebben gedwongen. Haar voortanden stonden mooi naast elkaar, maar de rest hield zich niet aan de wetten van de orthodontie.
‘We zijn beland in het voor- of tegen tijdperk. De teams verschillen per dag, per uur, per minuut zelfs. Het grootste belang is om erbij te horen, of op zijn minst om niet uitgesloten te worden. We horen erbij als we de anderen weten uit te sluiten. Status op basis van macht. Wij tegen ieder die niet met ons is. Niet het gedachtegoed is wat voorop staat. Kom niet aan ons of aan degenen die ons leiden. Kom vooral niet aan onszelf. Wie twijfelt valt af en heult met de vijand. Maar jij, jij kan jezelf bevrijden. Ook jij kan erbij horen.’
Vannacht wilde ik graag met haar heulen. Ik voelde hoe ik haar een schuilplaats wilde bieden tegen welk gevaar dan ook. Ik wilde graag bij haar horen. Haar borsten deinden bij iedere ademhaling. Haar tepels leken zich verlangend vanonder de dunne stof van haar kleding op te richten.
‘Het gaat niet om God of goden. Principes zijn op maat gesneden voor het moment dat ze nodig zijn en flexibel voor de momenten die nog moeten komen. Mensen sterven niet meer, omdat het besef van het sterfelijke niet meer bestaat. Niemand ziet dat we allang een zombierijk zijn binnengetreden, dat alleen bestaat uit levende mensen en ondoden.
De hemel en de hel lijden al jaren aan leegstand en onderbevolking. God en de duivel tellen het aantal echo’s in de ochtend als ze elkaar begroeten. Charon, de veerman op de Styx, lakt zijn boot in eindeloze lagen bij om de verveling te verdrijven en de maagden in het paradijs smachten om die ene ware gelovige op wie zij hun vlies in liefde laten scheuren. Niemand komt. Het ware geloof is al jaren zoek. Maar ik ken de oplossing. De oplossing voor jou en mij.’
Het was duidelijk dat Sophia over seks sprak. Even veerde ik op en prees me gelukkig met de lakens die ik vanmiddag nog verschoond had. Tegelijkertijd vroeg ik me af of zij seks voor het huwelijk goed zou keuren, of een one night stand tot haar repertoire behoorde.
‘We projecteren ons gevoel op alles en iedereen. Dieren kunnen zichzelf niet meer zijn. Het zijn halfmensen. Maar wie wil er nu eigenlijk mens zijn? Wie zegt dat intelligentie een zegen is? Waarom denkt de mens alles beter te weten? Welk dier zou sowieso mens willen zijn? Laat mij je helpen zoeken naar het goede in de mens. Zoeken naar de echte mens, zoals hij bedoeld is.’
Ik twijfelde of dit het juiste moment was om over mijn dierlijke gevoelens te praten. Toch waagde ik de gok.
‘Kom je mee naar mijn huis?’ viel ik haar in de rede.
Sophia zweeg abrupt. Keek me aan. Stond op, smeet een visitekaartje in een plas verspilde wijn, pakte haar jas en verliet zonder te betalen de zaak. Ik wachtte vijf minuten voordat ik achter haar aan durfde te gaan. Waar ik ook zocht, ik vond haar niet. Zij, alleen dwalend door de stad. Het is een beeld dat ik nog steeds niet uit mijn hoofd krijg.
Wilt u helpen zoeken? Ze heet Sophia, ik ben haar kwijt. Haar kaartje is nauwelijks leesbaar. Iets met ‘rescue.org’.
Een bericht op social media zou prettig zijn.
________________________________________________
Dit verhaal werd na een verhalenwedstrijd geplaatst in de Erasmuseditie van RealMag, naar aanleiding van het Erasmusjaar in 2016. De uitdaging was om een moderne variant op de Lof der zotheid te schrijven.
De jury schreef over het verhaal:
‘In de Lof der zotheid wordt de maatschappij met humor op de hak genomen via de dubbelzinnigheid van vrouwe Stultitia. In de meeste verhalen wordt er meer nadruk gelegd op de tegenstelling zot en wijs, een trauma of identiteitscrisis. De dubbelzinnigheid van de originele lof kwamen we maar weinig tegen. In het verhaal van Hadeke vinden we dit het meest en sterkst terugkomen. Bovendien is ‘Wijsheid verloren’ ook los van het thema een goed verhaal.’
Geef een reactie