‘Er zijn twee soorten hoogtevrees,’ zegt Merel terwijl ze door de glazen bodem naar beneden tuurt.
Ik kijk strak voor me uit naar de pilaar waar de dikke kabel heen getrokken is en vandaar weer naar de volgende pijler geleid wordt.
‘De vrees om naar beneden te storten en de angst om toe te geven aan het gevoel om te kunnen vliegen,’ vervolgt ze.
Merel blijft voorovergebogen zitten. Ik wend mijn blik af naar de helikopter. Hij hangt schuin boven ons. De man die in de opening zit, leunt met zijn voeten op het landingsgestel. Hij steekt zijn duim op. Ik steek vlug mijn duim omhoog en kijk weer naar de pilaar voor me. De helikopter vliegt weg. De gondel deint heen en weer. Ik knijp in de stang die naast me aan de wand hangt.
‘Wat denk je?’ vraagt Merel. ‘Vijftig meter? Zeventig?’
‘Ik weet niet,’ zeg ik voor me uit.
‘We zullen zo wel weer in beweging komen. Misschien worden we er uitgehaald. Dat er een alpinist langs de kabel komt en ons naar die paal daar brengt. Spannend.’
‘Hou op,’ zeg ik. ‘Dit is niet leuk.’
Merel kijkt me zwijgend aan.
‘Nee, blijf zitten,’ zeg ik terwijl Merel opstaat.
De gondel deint nu niet alleen heen en weer, maar ook op en neer. Mijn hand zakt langzaam langs de stang naar beneden. Ik laat los en veeg mijn palm droog aan de handschoenen op mijn schoot. Daarna grijp ik het metaal weer beet. Mijn ademhaling beweegt mee met het bonken van mijn hart.
‘Kijk hoe mooi,’ zegt Merel. ‘Die sneeuw en het zonnetje.’
‘Ja, mooi,’ zeg ik.
‘Tiefschnee,’ zegt Merel.
‘Wat?’
‘Hieronder. Tiefschnee. Kijk zelf maar.’
‘Ik geloof je meteen. Wil je weer gaan zitten?’
Merel loopt naar de deur aan de kant waar ik ook zit.
‘Merel, alsjeblieft.’
De gondel helt naar de zijkant over, waardoor de pilaar voor me scheef lijkt te staan.
‘Zou de deur vergrendeld zijn?’
‘Merel, doe niet zo gek.’
Mijn stem klinkt hoog.
‘Alleen een haak?’
De pilaar blijft scheef staan en danst met het schommelen van de gondel mee. Ik hoor Merel zuchten van inspanning en dan het schuiven van de deur. Koude lucht stroomt de cabine binnen. Ik ruik dennenbomen en hoor de roep van een roofvogel.
‘Wauw. Heftig,’ zegt Merel.
‘Merel!’ zeg ik dwingend.
Het geluid van in de lucht klauwende wieken komt steeds dichterbij. De helikopter hangt even later naast ons. De herrie is oorverdovend en de handschoenen vliegen van mijn schoot.
‘Ja, ja, komt goed!’ schreeuwt Merel naar de druk gebarende man.
De gondel slingert nu flink heen en weer.
‘Merel, houd je vast!’ schreeuw ik.
Ik kijk naar buiten door de geopende deur en zie de sneeuw onder ons. Wit, glad en zacht. Als een veilige deken om op neer te vallen.
Zal ik? denk ik.
Even sluit ik mijn ogen.
Nu!
De helikopter hangt boven me. Ik spreid mijn handen breed uit en zwaai naar Merel die door de glazen bodem naar me kijkt.
Dan draai ik me om.
Geef een reactie