Vrij reizen

De plafondventilator wiekt een aangename luchtstroom over onze lichamen. We kennen elkaar nog niet zo lang. De coronacrisis dwong ons tot snelle besluiten. Sinds een paar weken woont ze bij me. Het is ochtend en te warm voor lakens, te warm voor nachtgoed, te warm om op te staan. Ik kijk haar aan.
‘Je ogen doen me denken aan Ipsos,’ zeg ik.
‘Hoe bedoel je?’
‘Ipsos op Corfu, Griekenland. Een havenplaats waar ik lang geleden op vakantie was. De zee had dezelfde kleur als jouw ogen. Ik was er met vrienden. We sliepen tot ver in de middag en feestten tot in de ochtend. De late lunch en het avondeten liepen in elkaar over. Soms zou ik willen dat ik nu nog steeds zo door kan halen. Dat ik je toen al kende en met je had kunnen dansen op het strand tot de zon opkwam.’
Ze buigt zich naar me toe en kust me op mijn lippen. Dan beweegt ze iets van me af.
‘Je mond doet me denken aan Portsmouth,’ zegt ze in een soort herhaling van de zinnen die ik net sprak. ‘We stonden op een camping daar in de buurt. Mijn ouders, mijn broertje en ik. Mijn vader veroorzaakte tot drie keer toe bijna een ongeluk, omdat hij er maar niet aan kon wennen om links te rijden.’
Ze grinnikt kort.
‘Maar zoals bij alles is het vooral veel oefenen,’ vervolgt ze haar verhaal. ‘Ik oefende ook. Met een aantal meiden van de camping ging ik iedere dag naar het strand. Zwemmen en jongens kijken. Ik heb er voor het eerst met een jongen, of eigenlijk met jongens gezoend.’
Ze lacht. Weer drukt ze haar lippen op de mijne en rolt daarna terug op haar rug.
‘Je bent er erg goed in geworden,’ antwoord ik.
Ik richt me iets op en streel met de rug van mijn hand langs haar wang en via haar hals verder naar beneden. Mijn ogen volgen mijn bewegingen, maar kijken vooral naar het gebied waar mijn hand nog heen gestuurd moet worden. Bij de aanzet van haar borst keer ik mijn hand om en vervolg de weg met mijn vingertoppen in steeds kleinere cirkels naar boven toe. Dan ga ik op mijn zij liggen. Ik zie het profiel van haar bovenlichaam.
‘De Grand Ballon is de hoogste berg van de Vogezen,’ zeg ik. ‘Vanuit Nederland goed aan te fietsen voor een meerdaagse trip. Je ziet hem bij mooi weer van ver liggen. Een kale bolvormige top met een radarstation als een toefje erbovenop.’
Ik leg mijn wijsvinger op het puntje van haar borst.
‘Vanaf daar kun je in ruim twee uur doorfietsen naar Gérardmer en dan een duik in het water nemen.’
Tijdens het uitspreken van mijn zinnen verplaats ik mijn vinger langzaam naar haar navel. Haar lichaam reageert onder de slepende beweging van mijn vingertop. Ze lacht als ik haar navel bereikt heb en het bovenste kootje van mijn vinger met een wipje in de holte laat verdwijnen. Even rilt ze, daarna rekt ze zich uit en draait op haar zij. Ik trek mijn vinger terug.
‘In Costa Rica heb ik een aardbeving meegemaakt. Zes komma negen op de schaal van Richter. Heel beangstigend. Je hoorde hoe hij aan kwam rollen. Eerst als een gebrom in de verte. Toen een steeds luidere laagklinkende bijna monsterlijk grommende roffel, die uiteindelijk voorbij trok in een kabaal waarbij de vloer zo hevig schudde, dat ik nauwelijks overeind kon blijven staan. In de muur van de hotelkamer zag ik nadat de beving was gestopt een diepe scheur zitten. Ze verzekerden me dat die schade niet gevaarlijk was. Mijn bed stond opeens aan de andere kant van de kamer. Door de naschokken heb ik niet echt meer kunnen genieten van het verblijf en de rijkdom van de natuur. Toch zou ik best nog een keer terug willen. Ik heb nog nooit zoveel kleuren gezien en nog nooit zoveel verschillende dieren in het wild. De meest bizarre wezens in de meest mooie wouden. Laten we samen eens gaan.’
‘Ja, als een passende aanvulling op die vreemde wezens,’ antwoord ik.
Haar hand ligt plat op haar buik. Om het aardbevingverhaal kracht bij te zetten liet ze hem tijdens het vertellen op en neer gaan. Het vel deinde mee met het ritme van haar hand.
Ik laat mijn blik dwalen langs de lichtblonde donshaartjes die vanaf haar navel subtiel overgaan naar de stevigere donkerblonde haren. Ze heeft ze kort afgeknipt en het richting de binnenkant van haar benen weggeschoren.
‘In de Dordogne is een grot ontdekt toen een boer door het gras van zijn weiland naar beneden zakte,’ zeg ik. ‘Ze wisten hem te redden. Ze boorden een schacht en nu is die grot een toeristische attractie waar je met een lift naar beneden gebracht wordt. In de vochtige omgeving heerst een constante temperatuur. Het maakt niet uit hoe warm of koud het erbuiten is. De grot is een bewijs van wat de zachte kracht van het strelende water voor elkaar kan krijgen. Ik zag er schitterende stalagmieten en stalagtieten. Ze waren mooi uitgelicht. Duizenden jaren lang wisten ze te groeien.’
‘Ja,’ antwoordt ze, ‘en in tegenstelling tot wat er bij de mens gebeurd stoppen ze met groeien als ze aangeraakt worden.’
We lachen er samen om, terwijl haar hand zich uitstrekt naar dat wat al tot groei gekomen is.
‘In Rome staan verschillende obelisken,’ vervolgt ze.
Ze zwijgt even. Haar hand streelt me zachtjes. Dan rolt ze naar me toe en pakt mijn hoofd in haar handen.
Opnieuw kust ze me.
‘Laten we zonder woorden verder reizen.’
Ik grom. Al zou ik ook maar iets willen zeggen, ze kust me zo innig dat er geen letter meer uit mijn mond ontsnappen kan.


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *