Versteken

We liggen tegen elkaar aan op de bank. Naakt. Met mijn rechterhand grijp ik naar het schoteltje op de tafel naast ons en pak een van de pinnetjes.
‘Om hem goed te kunnen plaatsen, moet hij vochtig zijn.’
Jeanet giechelt, opent haar mond half en steekt haar tong iets naar buiten. Voorzichtig leg ik het houten minibalkje erop. Ze sluit haar mond en laat het speeksel hoorbaar walsen.
‘Kom hier,’ mompelt ze en tuit de lippen.
In een warme zoen verplaatst ze het kleinood van mond naar mond. Ik moet mijn best doen om het niet door te slikken.
‘Dat lijkt me vochtig genoeg,’ zeg ik en spring overeind. Ze weet nog net haar hand langs mijn bil te strijken.
Ik open het klepje van de speelklok om het pinnetje op de cilinder te kunnen plaatsen.
Gisteren heb ik haar de klok uitvoerig laten bewonderen. Een erfstuk van mijn vader, dat sinds kort in mijn bezit is. Ik heb haar uitgelegd hoe de pinnetjes het mechaniek van de bellen aansturen, hoe iedere pin voor een bepaalde toon in de melodie staat. In mijn aangeschoten eerlijkheid heb ik haar ook verteld op welk moment ik een nieuwe pin plaats.
‘Mij maakt het niets uit hoor,’ zei ze en opende haar bloes.

‘Kan dat ding niet uit!’ schreeuwde moeder vanuit de keuken toen ik achter het bestaan van het palletje kwam, waarmee ik de melodie kon inschakelen. Ik luisterde regelmatig naar de sprookjesachtige bellen, aangeslagen door de kleine hamertjes. De melodie leek steeds halverwege het lied te stokken.
‘Die stomme klok beschrijft het leven van je vader.’
Toen wist ik niet wat mijn moeder bedoelde.
‘Het groene blaadje dat uitgespuwd werd toen de eerste verkleuring inzette,’ zoals mijn moeder zei, ‘Ik had meteen moeten zien dat hij de boom al bijna kaal gevreten had.’
Vlak na hun scheiding vertelde ze mij het verhaal van de klok, van de melodie vooral. Een verhaal van een geschiedenis  die tijdens het huwelijk tussen mijn vader en moeder even pas op de plaats leek te maken.

Mijn vader is dood. Amper zeven maanden. Een hartstilstand, in bed met een van zijn veroveringen. Vlak voor zijn overlijden heeft hij het verhaal van mijn moeder bevestigd.
‘Weet je jongen, ik heb van iedere beltoon genoten.’
Zo kwam de klok bij mij. Toen ik de melodie nog één keer beluisterde voor ik de cilinder schoonde, hoorde ik hem niet meer stokken. Zeventig tonen, zoals ik later zou uitvinden.

Jeanet zit met haar benen over elkaar op de bank. Ze slaat een deken om zich heen. De soepele beweging van haar bovenlichaam, de deken die als een cape om haar heen valt. Een kriebel kruipt door mijn buik. Op haar ben ik verliefd. Al jaren. Ik heb het haar nooit gezegd. Het pinnetje rolt tussen mijn duim en wijsvinger, alsof ik het niet zelf ben die de beweging aanstuurt.
Ze laat zich achterover op de bank vallen. De deken verschuift en een borst geeft zich bloot.
Er staan al achtendertig pinnetjes op de cilinder. Nog lang niet de zeventig tonen die het lied vervolmaken. Jeanet is bijzonder, zo anders dan die andere vrouwen die ik meenam. Ik ken haar van de universiteit. We houden via de vriendengroep contact en bij elke ontmoeting heb ik na afloop  weer spijt dat ik haar niet durf te vertellen wat ik voor haar voel. Het klikt tussen ons. Ze daagt me uit, plaagt me. Een kus, een hand op mijn been, een lach, een grap, een knipoog, maar nooit een duidelijke uitspraak over wat ze voor mij voelt. We zijn vaker met elkaar in bed of op mijn bank beland, maar dat was voor de tijd dat de klok mijn huis binnenkwam. Hoewel ik het verschil tussen lust en liefde maar al te goed ken, kan ik haar lust niet van haar liefde onderscheiden.
Mijn blik blijft hangen op haar tepel, nog steeds rol ik het pinnetje heen en weer tussen duim en wijsvinger. Ik voel me betrapt en leg het naast het papiertje in de kast van de klok. Het papiertje met de namen en de data.
Ik wil jouw naam op een ander papier, Jeanet, denk ik en zeg,
‘Laten we eerst gaan douchen.’
‘Steek je hem er niet in? Ik voel me beledigd,’ zegt ze met een blik die het tegendeel verraadt.
We lopen in de gang langs de foto van mijn vader. Een herinnering uit zijn nalatenschap; een vakantie, korte broek, ontbloot bovenlijf, diepbruin lichaam.
‘Is dat hem nu, die vrouwen verslindende en stinkend rijke vader van jou?’
‘Ja, dankzij hem hoef ik nooit meer te werken.’
‘Je hebt absoluut de aantrekkelijke kanten van hem overgenomen. Geld en uiterlijk.’
Haar vinger volgt mijn ruggengraat.
Toen ik de klok in mijn kamer zette vond ik het wel een mooi idee. De melodie opbouwen zoals mijn vader dat had gedaan. Pinnetje voor pinnetje. Na ieder samenzijn met een vrouw hier in mijn huis,  een pin in de cilinder, een noot toegevoegd aan het lied. Elke vrouw één pin. Een melodie als verhaal van mijn veroveringen, vastgelegd met naam en datum op het papiertje in de klok. Tot de ware zich aan zal dienen.
Verdomme, Jeanet, denk ik, hou van mij!
Jeanet grijpt me onder de douche stevig vast. Haar lichaam wikkelt zich om me heen.
‘Je gaat het pinnetje er nog wel insteken toch?’
‘Straks,’ fluister ik tegen mijn twijfel in.
‘Mooi, maar eerst afdrogen en aankleden en dan nog een wijntje.’
‘Goed plan.’

Ze is al ruim een uur weg. Ik heb het gevraagd, ik heb het gedurfd: ‘Hou je van me?’
De twee lege glazen wijn staan voor me. De grote wijzer verschuift naar de twaalf, het mechaniek start met een zacht gezoem. De hamertjes worden naar achteren getrokken. Ik neem een teug wijn uit de fles. De muziek sterft na precies negenendertig noten weg.


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *