Het begon pas echt toen niemand precies meer wist hoe het op gang gebracht was. De berichten en geruchten stroomden door de stad. Binnen een week zou het gebeuren, dat was duidelijk. Zelfs de burgemeester had een ‘post geliked’.
Toen de krant hem daarover bevroeg antwoordde hij toeschietelijk:
‘Het zou toch mooi zijn als iedereen zo’n sympathiek gebaar weet te omarmen.’
Wijken vormden welkomstcomités. Op scholen werden leerlingen geselecteerd die bloemen mochten aanbieden, ondersteund door de beste zangers en zangeressen uit de klassen van de bovenbouw, die een speciaal lied zouden aanheffen geschreven door de stadsdichter en getoonzet door de vaste componist van één van de beste zangers van het land. Op de maneges werd gezocht naar de mooiste schimmels, die het speciaal uit het museum gehaalde en net gereviseerde open koetsje zouden voort trekken.
Op de sociale media ontstonden spontaan groepen van diverse pluimage en achtergronden, die op hun manier een bijdrage aan het festijn wilden leveren. De vrijgezellen besloten tot een dansje in gewaagde, maar zeker gepaste kleding. De actief gepensioneerden, die volgens een buitenstaander eigenlijk actieve gepensioneerden hadden moeten heten, wilden een toost uitbrengen met een zelfgestookte en voor de gelegenheid vast en zeker gelegaliseerde, op jenever lijkende sterke drank; alcoholpercentage onbekend. De verkeersregelaars kwamen tot een door hen te begeleiden route door de binnenstad en het nabije buitengebied; en dat alles geheel op vrijwillige basis. De initiatieven stapelden zich op, evenals de tientallen zelfverklaarde evenement regisseurs.
De tijd van aankomst lag uiteindelijk op een zaterdag tussen 11 uur ‘s ochtends en 3 uur ‘s middags, of zoals de groep Groene Petten schreef: tussen elfhonderd uren en vijftienhonderd uren scherp. Dus stonden de meeste mensen al om negen uren scherp, samengepakt klaar op het centrale plein van de stad. De zon scheen, mede mogelijk gemaakt door de Weer-bepalers die met hun sproeivliegtuigen en uitgekiende mix van condenseerspray de kelders een dag van tevoren blank hadden weten te zetten. De stemming zat er goed in. Verschillende liederen werd spontaan en luid tegen elkaar in gezongen. Er werd meermaals geapplaudisseerd en gejoeld, als er rond het podium beweging waar te nemen was. Helaas verstomde dit al snel als de vier grote en over het plein verspreidde schermen beelden toonden van een monteur, een bloemschikker of welke ondersteuner dan ook.
Terwijl de uren verstreken, groeide de verwachting. Via WhatsApp, Snapchat en Instagram werden de signalen van wat op korte termijn komen zou gedeeld. Zij die nog over Twitter en Facebook beschikten, zochten krampachtig naar vrienden die hen op de hoogte konden brengen van de details. Zo kwam er een gefluister op gang, ingezet na het aflezen van een nabij en vaak slecht zichtbaar telefoonschermpje, waardoor de afzender zijn of haar eigen boodschap in korte tijd in verminkte vorm opnieuw als waarheid de wereld in kon zenden.
Zo verstreek het vijftienhonderd uren moment. Zelfs de zestienhonderd uren. Tot bij het invallen van de duisternis, vanuit de inmiddels in een vermoeide stilte vervallen menigte een kinderstem opklonk:
‘Zeg, op wie wachten we eigenlijk?’
Geef een reactie