Bagage

‘Do you mind?’
De
man wijst naar de lege plek op het bankje. Natuurlijk vind ik het erg, het liefst zit ik hier alleen. Straks zal ik bij het binnengaan van de trein direct op een klapstoeltje gaan zitten. Minder comfortabel, maar met wat geluk heb ik het hele balkon voor mij alleen en zeker geen benen of armen die tegen me aanschurken.
‘No,
not at all,’ mompel ik mijn leugen nog net verstaanbaar.
Hij
heeft een getinte huid, donkere ogen, zwart haar en is gladgeschroren. Zijn wenkbrauwen zijn dik en lopen in elkaar over. Hij lacht vriendelijk. Nog voordat hij meer woorden tot mij kan richten, dwing ik mijn blik naar het tijdschrift. Vaste rituelen. Bij een treinreis een tijdschrift, als een veilige doorzichtige muur. Ik onderdruk mijn neiging om op te schuiven.

Het liefst reis ik met de auto, maar soms is de trein het meest handig. In mijn herinnering horen bij reizen over het spoor beelden van conducteurs die vrolijk groetend de coupé binnenstappen en kaartjes knippen, treinen die hondenkop genoemd worden, galmende wachtruimtes waar alle reizigers elkaar begroeten, loketten met medewerkers die mijn vader bij naam kent en bordjes met teksten als: Op vol balkon niet roken. Roken en niet roken coupés.
Beelden
die zich weigeren aan te passen aan de tegenwoordige tijd, van in- en uitchecken, controlepoortjes, rokerspalen en vergeet bij het uit- of overstappen uw bagage niet. Een tijd waarin iedereen geacht wordt verdachte voorwerpen direct bij het personeel te melden.
Alles
is verdacht. Zeker op plaatsen waar veel mensen samenkomen. Hoe meer ik daar op gewezen word, hoe minder veilig ik me voel.

Uit mijn ooghoeken zie ik hoe hij in een toeristengids bladert. Een foto van een markt waar mannen gestapelde kazen wegdragen.
De
kaasboer kwam wekelijks bij ons langs en hing een zak aan de deurknop. Daarin zat altijd een halve kilo jong belegen en iedere week een wisselend kaasje. De bakker kwam om de twee dagen. Twee bruin en op zaterdag een extra brood plus sportkoeken. De melkboer kwam met een rijdende winkel en schreef het verschuldigde bedrag op in een notitieboekje. De groenteboer had een open vrachtwagen. We speelden verstoppertje. Blikspuit. Een verstopspel met een voetbal. De bal lag midden op straat en kon daar het hele spel lang blijven liggen zonder te verdwijnen.

‘Ik heb vrijkaarten voor een hele dag reizen met de bus.’
Een
klasgenoot had ze gewonnen.
‘Laten
we naar Utrecht gaan.’
We
gingen. Mijn ouders vonden het goed en dat verbaast me nog steeds. Een overdekt winkelcentrum, met dealers en gebruikers. We zagen de transacties. We liepen naar buiten, raakten de weg kwijt en ontmoetten de mannen en vrouwen met de ingevallen wangen en holle ogen. Ze riepen en wenkten naar ons. Rennen wilde ik, maar ik deed het niet. Angst kroop vanuit mijn buik naar mijn kringspier, een vreemde jeuk waardoor ik mijn billen samenkneep.
Buiten
ons dorp, richting de fabrieken, woonde een gezin van gastarbeiders. Ik kende het huis, maar heb de bewoners nooit gezien. Oude lakens werden gebruikt als gordijnen, de gaten in het glas waren dichtgestopt met proppen krantenpapier en de tuin was verwilderd. Ze kwamen achter je aan rennen met messen. Dat vertelden mijn klasgenoten en ik geloofde ze. Toen ik er een keer alleen langsfietste, zag ik de deur opengaan. Dat is mijn vroegste herinnering aan de jeuk en het samenknijpen van mijn billen. Niemand kwam achter me aan. Mijn eerste ervaring met mensen met een andere huidskleur, waarvan ik nog steeds niet weet wat hun huidskleur nu werkelijk was.

‘Excuse me. Is this the platform for the train to Alkmaar?’
Ik
blijf naar de woorden op het papier staren.
‘Sir?’

Engels is mijn taal niet. De rapportcijfers op de middelbare school waren goed, maar telkens als ik Engels moet spreken, haal ik de betekenis door elkaar. In de kerk kwam een dominee uit Zuid-Afrika preken. Hij was goed te volgen. Zijn preek stond bol van de herhaling. Van Jesus our savior en Halleluja praise His name, praise the Lord. We waren tegen de apartheid, natuurlijk. Net als iedereen in mijn omgeving. De dominee was in mijn ogen pikzwart, met grote witte ogen en even witte tanden. Hij had een net pak aan. Heel anders dan de plaatjes die ik van zwarte mensen had gezien. Plaatjes die hoorden bij de collectebus op de lagere school. Iedere maandag gooide ik een paar munten door het gleufje dat in het nagemaakte palmbladerdak van het miniatuur houten schooltje zat. De munt ketste tegen een belletje, waardoor iedere gift met een geklingel werd begroet. De meester vertelde hoe arm de negers waren, dat ze in hutjes met een aarden vloer woonden, hoe ze samen in één bed sliepen, dat ze geen stromend water hadden en dat ze soms nog steeds in andere goden en geesten geloofden, maar dat de zending ze hielp aan eten, drinken en bijbels. Iedere cent was goed besteed.

‘Is this the platform for the train to Alkmaar?’
Mijn
hoofd kleurt. Ik voel het. Ik ontkom niet aan een antwoord. Alles wat anders is, geeft mij een ongemakkelijk gevoel.

Mohammed Atta vloog met een passagiersvliegtuig de Twin Towers binnen. Hij zag er niet uit als een extremist. Gladgeschoren, keurige man. Jong nog. Net als de man naast me.
Vraag
83 van de catechismus is: Wat zijn de sleutels van het koninkrijk der hemelen?
Met als antwoord: De verkondiging van het heilig evangelie en de kerkelijke tucht. Door beide wordt het koninkrijk der hemelen voor de gelovigen geopend en voor de ongelovigen gesloten.
Wanneer
weet je van jezelf dat je een extremist bent?
Ik
ben al lang niet meer welkom in dit koninkrijk der hemelen. I was born to be alive. Niets meer, niets minder en later is het voorbij.

‘No, it isn’t. From this platform the train towards Arnhem will leave.’
‘And
from what platform will the train to Alkmaar leave?’
‘You
can ask him. Over there.’
De
man staat op en overlegt met de spoormedewerker. Hij kijkt naar de klok en haast zich weg.
De
intercity rijdt langs het perron, dan pas zie ik dat hij zijn koffer heeft laten staan. Ik voel de jeuk, de billen die samentrekken. Voor ik de trein instap, meld ik het aan de medewerker die net met de toerist sprak.

Door het raam zie ik het perron wegglijden, reclameborden, de stationsnaam en mensen die naar de uitgang rennen.


Geplaatst

in

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *