Twee dagen logeren bij opa en oma. Hij heeft er zin in.
“Hee papa, knuffel gaat mee en we gaan ook nog auto’s kijken.”
Hij stopt niet met praten. Ondertussen wordt hij in de aangepaste autostoel gezet. Zijn lijf en armen zwaaien door het plezier alle kanten op.
Het portier klapt dicht. Alles is gereed voor de reis. Zijn hoofd verkrampt, het praten stopt. Plots zie ik zijn vingers langs de deurlijst doorsteken. Pas bij het openen begint hij onbedaarlijk te huilen.
“Ik wil naar bed. Ik ben zo moe!”, praathuilt hij.
“Waar doet het zeer?”
“Ik was eigenlijk de hele tijd al moe!”
Gelukkig mankeert er niets aan zijn vingers. Woorden geven aan zijn gevoel lukt hem helaas niet.
-
Niet te verwoorden.
-
Geen cadeautje.
Nog een paar dagen en dan wordt hij vijf jaar. Hij zit in zijn Bob de Bouwer en Knuffel fase. Alles krijgt een verwijzing naar Bob of Knuffel.
“Hoe was het vandaag op school?”
“Het was heel erg Bob de Bouwerachtig en Knuffel was er niet eens bij.”
Het valt te raden wat hij voor zijn verjaardag wil.
“Ga je straks mee naar de winkel?”
“Alleen als Bob de Bouwer het dak heeft dichtgespijkerd. Enne mag Knuffel ook mee?”
Toch wil ik het zeker weten.
“Wat wil je nu eigenlijk voor je verjaardag?”
Hij kijkt zijn hoogzwangere -bijna uitgerekende- moeder aan.
Zijn gezicht betrekt. Je ziet hem denken.
Dan schreeuwt hij in paniek:
“Ik wíl géén baby voor mijn verjaardag!”
-
Drempelvrees.
“Kijk daar komt het pontje!”
De regen valt met bakken en de wind waait stevig. Het bootje blijft verbazingwekkend stabiel op het water liggen.
“Papa! Ik heb gezeild!”, roept hij nog voor hij van boord is. De rolstoel wordt op de steiger getild.
“Ik zeil al heel lang, maar zelfs ik vond het heftig. Zo schuin! Maar voor hem kon het niet schuin genoeg.”, zegt zijn juf.
We zagen behoorlijk op tegen dit schoolkamp van twee dagen. Varen alleen al en dan die storm erbij. Overnachten op een eilandje. Gelukkig ging het goed.
Om op te warmen duiken we het café aan de overkant in.
“Help, help ik val!”, schreeuwt hij als ik de rolstoel voorzichtig over de drempel duw.
-
Niet huilen.
Het is een mooie dag om geboren te worden. Hartje zomer. Heerlijke temperatuur.
De kinderkamer is nog niet helemaal op orde, maar dat geeft niet. De baby mag straks op onze kamer blijven. Alles gaat voorspoedig.
‘Kom nu meteen maar,’ had ik tegen de verloskundige gezegd.
Bij de eerste ging alles ook sneller dan de beschrijvingen uit de boekjes. Die moest uiteindelijk met de vacuümpomp gehaald worden in het ziekenhuis. Dit wordt een thuisbevalling.
Dan is het zover. Ik sta er wat hulpeloos bij.
‘Kijk jij maar wat het geslacht is.’
Een jongen.
In stilte mag ik de navelstreng doorknippen. Dan gaat het snel. De emoties zitten hoog, maar niemand huilt.
Niemand.
‘Bel 112,’ zegt de verloskundige tegen mij.
-
Optreden.
Als ik snel loop kunnen we nog mee. Toch houd ik mijn pas in. De deur van de lift gaat weer open, omdat er een hand tussen gehouden wordt. Ik duw de rolstoel naar binnen.
‘Hoe vond je de muziek?,’ vraagt de man.
Hij kijkt staand mijn zoon recht in de ogen. Dan volgt het onvermijdelijke.
‘Hee, wat ben jij een klein mannetje!’ schreeuwt hij met een vrolijke stem, ‘Zo klein heb ik ze nog nooit gezien!’
Ik probeer niet te blozen. Hoe ga ik hiermee om?
‘Die meneer stelde je een vraag hoor.’
‘Ja, dat kleine mannetje vroeg of de muziek leuk was! Ik heb ontzettend genoten!’
Ik voel me in die kleine ruimte degene met de grootste beperking.